Herhalen

Herhalen proefwerkstof 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhalen proefwerkstof 

Slide 1 - Tekstslide

Waar let je op als je kritisch leest?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

Welke relaties kunnen uitdrukkingen met woordparen hebben?

Slide 4 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een woordpaar met alliteratie

Slide 5 - Open vraag

H4: Uitdrukkingen met woordparen


Veel woordparen hebben alliteratie (beginrijm) of eindrijm.

  • Voorbeeld: kommer en kwel (alliteratie)

steen en been (eindrijm)


Ook woordparen die niet rijmen:

  • Tegenstellingen (zwart op wit hebben)
  • Synoniemen, vaak tautologieën (altijd en eeuwig)
  • Woorden die in de betekenis dicht bij elkaar liggen (dag en dauw)


Slide 6 - Tekstslide

Neem de zin over en zet de juiste leestekens op de juiste plaats (denk ook aan hoofdletters):
hoewel het mooi weer was viel de drukte op het strand erg mee

Slide 7 - Open vraag

Zet in de directe rede:
Ze vroeg huilend hoe het nu verder moet.

Slide 8 - Open vraag

Komma
  • Gebruik je voor of na een aanspreking: Jessica, kun je die som even op het bord schrijven?
  • Gebruik je bij opsommingen (maar niet voor en): Ik ga morgen naar Rotterdam, Den Haag en Leiden. 
  • Gebruik je tussen twee persoonsvormen: als het zulk lekker weer is, ga ik vanmiddag een stuk skeeleren. 

Slide 9 - Tekstslide

Komma
  •  Gebruik je voor en achter een bijstelling: Ik wil graag op stedentrip naar Berlijn, de hoofdstad van Duitsland, omdat mij dat een mooie stad lijkt. 
  • Gebruik je tussen een hoofdzin en bijzin, als de delen te lang zijn: Ik heb een onvoldoende gehaald voor de toets, omdat ik niet zo goed geleerd heb de afgelopen weken. 
Tip
Vóór voegwoorden als hoewel, omdat, zodat, opdat, indien, maar, aangezien en terwijl kan meestal het best een komma worden geplaatst.


Slide 10 - Tekstslide

Dubbele punt
  • Een citaat (directe rede): De meester zei: "Rekenen en taal zijn de belangrijkste vakken op de basisschool."
  • Een gedachte: Ik dacht: wat is Nederlands toch moeilijk af en toe.
  • Een opsomming: Ik heb vanmorgen de volgende vakken: rekenen, taal, aardrijkskunde en muziek.
  • Een uitleg of toelichting: Ik kon vandaag niet op de fiets naar school: ik had een lekke band.

Slide 11 - Tekstslide

Aanhalingsteken
  •  Gebruik je bij citaten: Jan zegt: "Ik woon al mijn hele leven in Amsterdam."
  • Gebruik je als het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis: Hoe schrijf je het woord 'onmiddellijk'?
  • Gebruik je als het woord of de woordgroep op een bepaalde manier gebruikt wordt (bijvoorbeeld spottend): Toen de klas te laat kwam, zei de leraar dat we weer 'lekker op tijd' waren. 

Slide 12 - Tekstslide

Puntkomma
  •  Gebruik je tussen hoofdzinnen die sterker met elkaar samenhangen dan losse zinnen: We gingen na twaalf uur naar bed; de buren lagen er om negen uur al in.
  • Gebruik je na een woord of woordgroep in een opsomming die onder elkaar staat. De laatste krijgt een punt. Zie opdracht 2 in het boek. 

Slide 13 - Tekstslide

De ... cursus werd niet goed ontvangen.
A
verplichtte
B
verplichte
C
verplichtten
D
verplichten

Slide 14 - Quizvraag

Het ... veel te vaak dat de avondklok genegeerd ... .
A
gebeurt - wordt
B
gebeurd - wordt
C
gebeurd - word
D
gebeurt - word

Slide 15 - Quizvraag

Huiswerk 
H5 Test: lezen, woordenschat en spelling
Blz. 220-222

Slide 16 - Tekstslide