Begeleiding les 1: feit, mening, argument + grammatica

Welkom bij begeleiding Nederlands






Mevrouw Vos
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij begeleiding Nederlands






Mevrouw Vos

Slide 1 - Tekstslide

Even voorstellen...
  • Mevrouw Vos - kvos@insulacollege.nl
  • Wie zijn jullie?
  • 4 begeleidingslessen
  • extra onderwerpen

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag gaan we aan de slag met:
  • Feiten, meningen en argumenten
  • Grammatica zinsdelen:
  • pv, ow, wg, lv, mv, bwb

Volgende week:
  • Herhaling grammatica, voor- en achtervoegsels, spreekwoorden en gezegdes 

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je over feiten, meningen en argumenten?

Slide 4 - Tekstslide

Een feit is
A
controleerbaar
B
voor iedereen verschillend

Slide 5 - Quizvraag

Een mening is
A
controleerbaar
B
voor iedereen hetzelfde
C
voor iedereen verschillend
D
een reden

Slide 6 - Quizvraag

Het is vandaag de hele dag zonnig geweest is een
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 7 - Quizvraag

De kleur van het bord is wit
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 8 - Quizvraag

een goede mening gebruikt 
feiten als argumenten

Slide 9 - Tekstslide

Mijn t-shirt is blauw
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 10 - Quizvraag

Ik vind mijn t-shirt mooi
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 11 - Quizvraag

omdat ik blauw een mooie kleur vind
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 12 - Quizvraag

De naam van onze school is het Insula College
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 13 - Quizvraag

Het Insula College is een leuke school
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 14 - Quizvraag

Een mening kan eruit zien als een feit
Het is niet mogelijk om door deze sneeuw te skiën.

Slide 15 - Tekstslide

Op forums lees je voornamelijk
A
feiten
B
meningen
C
argumenten

Slide 16 - Quizvraag

Geef mij maar een boek van Van Loon, die schrijft tenminste goede griezelverhalen
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 17 - Quizvraag

Klassieke muziek is saai, dat vinden zelfs mijn ouders
A
feit
B
mening

Slide 18 - Quizvraag

Maak een zin met jouw mening over toetsweken met daarbij een argument.
timer
2:00

Slide 19 - Open vraag

Vragen over dit onderwerp?

Slide 20 - Tekstslide

De volgende begrippen ken ik:
Mening, feit, argument
Klopt!
Mwah...
Nee!

Slide 21 - Poll

Grammatica
Woordsoorten                                               Zinsdelen
Lidwoord                                                          Persoonsvorm
Zelfstandig naamwoord                           Onderwerp
Etc.                                                                      Etc.

Slide 22 - Tekstslide

Zinsdelen
Een zin | bestaat | uit zinsdelen.


Alles wat voor de persoonsvorm staat of kan staan is 1 zinsdeel.

Slide 23 - Tekstslide

En nu jij!
Verdeel in zinsdelen en benoem de zinsdelen.

Gisteren gaf ik mijn moeder een mooie bos bloemen.

Slide 24 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp
wie/wat + wwg + onderwerp = lijdend voorwerp. 
Wie of wat
+
wwg
+
lijdend voorwerp
onderwerp
=

Slide 25 - Tekstslide

En nu jij!
Verdeel in zinsdelen en benoem de zinsdelen.

Straks leen ik een boek.
Gooi jij die prop even weg?



Slide 26 - Tekstslide

Maak een zin met een lijdend voorwerp

Slide 27 - Open vraag

Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP

Let op: 
  • Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
  • Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!
Het lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp is de persoon die iets overkomt in de zin.

Slide 28 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp

Slide 29 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp --> doen!

Slide 30 - Tekstslide

meewerkend voorwerp

Slide 31 - Tekstslide

Stappen zinsontleding
  • Persoonsvorm -  tijdsproef
  • Werkwoordelijk gezegde - alle ww in de zin
  • Onderwerp- Wie/wat +wwg
  • Lijdend voorwerp - Wie/wat + wwg + ond
  • Meewerkend voorwerp   ?
  • Bijwoordelijke bepaling


Oefenzinnen:
Hij koopt altijd een cadeau voor haar op haar verjaardag.
De buurmeisjes geven mij vaak een compliment.

Slide 32 - Tekstslide

De volgende zinsdelen kan ik benoemen:
lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling
Klopt!
Mwah...
Nee!

Slide 33 - Poll