H5 Thema 13 Afweer B3 Immuniteit

Thema 13

Afweer



B3
Immuniteit
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 13

Afweer



B3
Immuniteit

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

Lesprogramma
  • Introductiefilmpjes
  • Herhaling B2
  • Leerdoelen B3 Immuniteit (2 minuten)
  • Uitleg B3 Immuniteit
  • Zelfstandig opdracht 35 t/m 47 maken + nakijken
  • Oefen de Flitskaarten en maak Test Jezelf als laatste
  • Lesafsluiter B3 (5 minuten)

Eerder klaar?
 
  • Neem context 'Vaccinatieverpleegkundige' en maak opdrachten 48 t/m 51

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Leerdoelen B3
13.3.1 Je kunt beschrijven op welke manieren immuniteit kan ontstaan.


De Engelse arts Edward Jenner gebruikte eind achttiende eeuw James, de zoon van zijn tuinman, als ‘proefkonijn’. Hij besmette hem met vocht uit een blaasje van de koepokken (vaccinia). Later stelde hij hem bloot aan de levensgevaarlijke mensenpokken. Het jongetje werd helemaal niet ziek en de eerste vaccinatie was een feit. Vaccins redden sindsdien over de hele wereld miljoenen levens.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Natuurlijke immuniteit
  • Bij natuurlijke infectie maken witte bloedcellen na tijdje pas antistof daarom vaak eerste keer ziek
  • Wanneer snel een grote hoeveelheid antistoffen wordt gemaakt, word je niet ziek (immuun)
  • Antistoffen worden bij een tweede infectie veel sneller aangemaakt, omdat witte bloedcellen onthouden hoe ze gemaakt zijn
  • Zelf de ziekte dus ondergaan
  • Antistof wordt geleidelijk weer afgebroken

Slide 8 - Tekstslide

Kunstmatige immuniteit
  • Om mensen actief immuun te maken, worden er dode of zwakke ziekteverwekkers in je lichaam gespoten (vaccin)
  • Zo maken de wittte bloedcellen alvast antistoffen aan
  • Hoogstens kort even ziek
  • Passief: kant-en-klare antistoffen ingespoten (antiserum)
  • Rijksvaccinatieprogramma 
  • Hoge vaccinatiegraad nodig

Slide 9 - Tekstslide

Typen vaccins
  • Met afgezwakte of volledig geïnactiveerde ziekteverwekkers: de antigenen van de ziekteverwekker activeren je afweersysteem.
  • Eiwitvaccin: een antigeen van de ziekteverwekker wordt nagemaakt in een laboratorium en activeert je afweersysteem.
  • Vectorvaccin:  stukje DNA of RNA van de ziekteverwekker wordt ingebracht in een niet-ziekmakend virus. Je lichaamscellen kunnen na vaccinatie antigeen van de ziekteverwekker maken en afweersysteem wordt geactiveerd.
  • RNA-vaccin: stukje RNA van de ziekteverwekker ingebracht in een vetbolletje. Lichaamscellen kunnen nu stukje antigeen van de ziekteverwekker produceren en afweer-systeem wordt geactiveerd

Slide 10 - Tekstslide

Actieve en passieve immuniteit
  • Natuurlijke immuniteit: ontstaat doordat een organisme wordt geïnfecteerd door een ziekteverwekker.
  • Kunstmatige immuniteit: ontstaat door immunisatie.
  • Actieve immuniteit: door vaccinatie, dus inenting met een vaccin. De persoon vormt zelf antistoffen en geheugencellen. De immuniteit is daardoor van langere duur.
  • Passieve immuniteit: door inspuiten van antiserum (bloedplasma met antistoffen en zonder stollingseiwitten). De persoon vormt zelf geen antistoffen en geen geheugencellen. De immuniteit is tijdelijk, doordat de antistoffen worden afgebroken en er geen geheugencellen worden gevormd. 
  • Nadeel antiserum: bloed van dier bevat veel verschillende antistoffen en kan ernstige allergische reactie geven.

Slide 11 - Tekstslide

Wil je nog meer weten over dit onderwerp?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Huiswerk
  • Maak opdracht 35 t/m 47

  • Oefen de Flitskaarten en controleer de leerdoelen 
van B3 met de Test Jezelf

Klaar?
  • Neem de Context 'Vaccinatieverpleegkundige' door en 
maak opdracht 48 t/m 51

Slide 17 - Tekstslide

Lesafsluiter B3

13.3.1 Je kunt beschrijven op welke manieren immuniteit kan ontstaan.





Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Hoeveel procent heb je gescoord?

Slide 20 - Open vraag