Bezitsvormen en getallen

Bezitsvorm en getallen
Spelling blok 5, bladzijde 230 en 231
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bezitsvorm en getallen
Spelling blok 5, bladzijde 230 en 231

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les:
* kun je de bezitsvorm van zelfstandige naamwoorden spellen;
* kun je getallen goed spellen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Slide 3 - Open vraag

Wat is de bezitsvorm?

Slide 4 - Open vraag

5.9 Bezitsvorm
De bezitsvorm maak je door een -s achter het zelfstandig naamwoord te zetten.

Voorbeeld
[1] Gerards hond, Hannekes moeder, Jantiens auto, mijn zusjes kleren, mijn broers rapport

Slide 5 - Tekstslide

5.9 Bezitsvorm
Je schrijft de s bijna altijd vast aan het zelfstandig naamwoord.

Voorbeeld
[2] Elines tafel, Maries koffie, Aries hond. 

Slide 6 - Tekstslide

5.9 Bezitsvorm
Als het zelfstandig naamwoord op een lange klinker of een y eindigt, schrijf je 's.

Voorbeeld
[3] Johanna's stem, oma's fiets, Rinaldo's studie, Naomi's ouders.

Slide 7 - Tekstslide

5.9 Bezitsvorm
Wanneer een naam eindigt op een sisklank, komt er achter de naam alleen een apostrof.

Voorbeeld
[4] Morris' tas, Patrice' kapsel, Max' nieuwe cd. 

Slide 8 - Tekstslide

Schrijf jij in een tekst 93 (in cijfers) of drieënnegentig (in letters)?
A
In cijfers
B
In letters

Slide 9 - Quizvraag

5.10 Getallen
Welke getallen in letters?
* de getallen onder de twintig (een, twee, drie, elf, zestien, zeventien enzovoort);
* de tientallen (twintig, dertig, veertig, zeventig, tachtig enzovoort);
* de ronde getallen daarboven (honderd, driehonderd, zevenhonderd, duizend, vijftienhonderd). 

Slide 10 - Tekstslide

5.10 Getallen
Welke getallen in cijfers?
* Bij maten en gewichten zijn cijfers soms overzichtelijker (80 kilometer, 25 gram).
* Grote en ingewikkelde getallen schrijf je meestal in cijfers (1563, 5.036.874). 

Slide 11 - Tekstslide

Kies de juiste spelling.
Bij (2 / twee) winkels zijn de chocopinda's in de aanbieding.
A
2
B
twee

Slide 12 - Quizvraag

Aan de slag! 
Maak opdracht 20 (bladzijde 230) en opdracht 21 (bladzijde 232) in je boek. 
Schrijf de antwoorden in je schrift.
Je krijgt hiervoor 10 minuten de tijd.
Gebruik de theorie in je boek en je aantekeningen. Je mag zachtjes overleggen met je buur als je iets niet weet.
Ben je klaar? Steek je vinger op. Dan beginnen we alvast met het nabespreken van de opdrachten. 

Slide 13 - Tekstslide

Heb je de lesdoelen gehaald?
Na deze les:
* kun je de bezitsvorm van zelfstandige naamwoorden spellen;
* kun je getallen goed spellen. 

Slide 14 - Tekstslide