Voegwoord / H of B/ N of O
1. Hoewel ze erg eenzaam was, klaagde ze niet.
2. Het publiek wilde actie en het schreeuwde luid naar de acteurs.
3. De jongen vroeg of zijn moeder zijn brood wilde smeren.
4 Kom je nog of blijf je daar?
5. Nadat de straf was uitgedeeld, ging de docent gewoon verder.
6. Ik kom niet, want ik heb nog meer te doen.