Bijzinnen en hoofdzinnen

Nederlands
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Start les
Leg je handboek open op bladzijde 156
Schrift bij de hand en ook een pen
Tas op de grond



Kauwgom?........binnen deze tijd geen consequentie
timer
2:30

Slide 2 - Tekstslide

Planning deze les

Hoofdzinnen - bijzinnen
Nevenschikkende (bij)zinnen
Onderschikkende (bij)zinnen
Voegwoorden

Doel

Aan het eind van deze les kun je het verschil benoemen tussen een hoofdzin en een bijzin.
Je weet wat een nevenschikkende bijzin en een onderschikkende bijzin is.

Slide 3 - Tekstslide

Enkelvoudige zinnen
In een enkelvoudige zin staat 1 persoonsvorm.

Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm in een zin?
Tijdsproef
getalsproef
vraagproef

Slide 4 - Tekstslide

Welk woord in onderstaande zin is de persoonsvorm?

Tijdens de training sprintte Gijs razendsnel over het veld.
A
Tijdens
B
training
C
sprintte
D
razensnel

Slide 5 - Quizvraag

Welk woord in onderstaande zin is de persoonsvorm?

Tijdens de muziekles probeerde Emma een nieuw liedje te zingen.
A
Tijdens
B
probeerde
C
liedje
D
zingen

Slide 6 - Quizvraag

meervoudige zinnen
Ook wel samengestelde zinnen genoemd
Je gebruikt hiervoor voegwoorden

Wat zijn voegwoorden ook alweer?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

hoofdzin - bijzin
In iedere zin staat ALTIJD een hoofdzin
Soms hebben samengestelde zinnen 2 hoofdzinnen
Soms hebben samengestelde zinnen 1 hoofdzin en 1 bijzin


wat is het verschil?

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdzinnen - bijzinnen
Hoofdzinnen zijn zelfstandige zinnen:
in hoofdzinnen staat de persoonsvorm meestal op de tweede plaats,
bijzinnen zijn afhankelijke zinnen:

in bijzinnen staat de persoonsvorm meestal verder naar achteren

Slide 10 - Tekstslide

Nevenschikkende bijzin
Twee hoofdzinnen

De volgende voegwoorden horen bij deze zinnen:
en, maar, want, of

Slide 11 - Tekstslide

Elke zin apart ontleden
Hij zwaait opa en oma uit, want die gaan een grote reis maken

Zoek de persoonsvorm(en) (=pv)
zoek het voegwoord
op welke plaats pv?

Slide 12 - Tekstslide

ONDERSCHIKKING
De onderschikkende samengestelde zin bestaat uit een hoofdzin en een bijzin.

een onderschikkende zin heeft 3 kenmerken:
  • onderwerp en pv zijn van elkaar gescheiden of je kunt ze scheiden
  • de pv staat op de laatste of 1 na laatste plaats
  • de bijzin is een zinsdeel van de hele zin.

De bijzin kun je meestal door een woord of een woordgroep vervangen. Het ONDERSCHIKKENDE VOEGWOORD (dat, als, terwijl, omdat, zodat) staat aan het begin van de bijzin, maar je benoemt het niet.

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht
Schrijf de zinnen op de volgende pagina correct over
Kleur het voegwoord

Zet een H boven het zinsgedeelte als dit een hoofdzin is
Zet een B boven het zinsgedeelte als dit een bijzin is

Geef aan of de zin nevenschikkend of onderschikkend is

Slide 14 - Tekstslide

Voegwoord / H of B/ N of O
1. Hoewel ze erg eenzaam was, klaagde ze niet.
2. Het publiek wilde actie en het schreeuwde luid naar de acteurs.
3. De jongen vroeg of zijn moeder zijn brood wilde smeren.
4 Kom je nog of blijf je daar?
5. Nadat de straf was uitgedeeld, ging de docent gewoon verder.
6. Ik kom niet, want ik heb nog meer te doen.

Slide 15 - Tekstslide

Antwoorden
1. Hoewel ze erg eenzaam was, klaagde ze niet.
                         B                                         H
2. Het publiek wilde actie en het schreeuwde luid naar de acteurs.
                         H                                         H
3. De jongen vroeg of zijn moeder zijn brood wilde smeren.
                         H                                        B
4 Kom je nog of blijf je daar?
            H                        H
5. Nadat de straf was uitgedeeld, ging de docent gewoon verder.
                        B                                                         H
6. Ik kom niet, want ik heb nog meer te doen.
           H                                         H
O

N

O

N

O

N

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk
Grammatica C, bladzijde 122
Oefening 3 - 4 - 5

Slide 17 - Tekstslide