unidad 5 H4

Unidad 5
Comer con gusto
 

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
spaansMBOHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Unidad 5
Comer con gusto
 

Slide 1 - Tekstslide

Comer con gusto
  • boodschappen doen
  • zeggen of je iets lekker vindt
  • iets bestellen in een café
  • informatie over gerechten inwinnen
  • het lijdend voorwerp
  • hoeveelheden en verpakkingen
  • kloktijden en dagdelen
  •  

Slide 2 - Tekstslide

Comer con gusto
  • ww met klinkerwisseling                        (e - ie, o - ue)
  • getallen vanaf 100
  • persoonlijk vnmw. als lijdend vw.
  • freguentie (todos los días, nunca)
  • se + 3e persoon = men

Slide 3 - Tekstslide

Comer con gusto TB nr. 1 p. 43
¿Como se llaman estos productos? 
Zet de nummers van de producten bij het juiste woord.
Por ejemplo: 1 = la carne, 2 =  
timer
3:00

Slide 4 - Tekstslide

Comer con gusto TB nr. 1 p. 43
¿Como se llaman estos productos? 
Zet de nummers van de producten bij het juiste woord.
Por ejemplo: 1 = la carne, 2 =  
timer
3:00

Slide 5 - Tekstslide

pescado
aceite
jamón serrano
chocolate
cebollas
patatas
naranja
pan
queso
lechuga
Huevos
pollo
mantequilla
Mirar durante un minuto.

Slide 6 - Tekstslide

6
7
10
12
11
3
8
9
5
4
2
1
¿Cómo se llaman estos productos?
13

Slide 7 - Tekstslide

¿Cómo se dice?
melk, banaan, kip, aardappelen, vis, kaas

Slide 8 - Open vraag

nr. 1 TB p. 43

Slide 9 - Tekstslide

El programa de hoy:
> boodschappen doen
- zinnen die je daarvoor nodig hebt (luisteropdracht + TB 2 p. 44 + TB 4, p. 45)
- willen & liever hebben/ querer & preferir (uitleg + TB 3, p. 45 en WB 13, p. 47)
Zelf in werkboek:
WB 9, p. 45
WB 10, p. 46
Dooroefenen met voca alimentos: 
WB 5, p. 44 &  WB 7, p. 45

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf in je schrift welke voedingsmiddelen je hoort in dit gesprek. Onderstreep welke (drie!) dingen deze man uiteindelijk koopt.
Bonus: noteer de hoeveelheden van de drie producten!
Luisteropdracht in je schrift
29

Slide 11 - Tekstslide

TB 4, p. 45 oef.
Tomates para salsa, por favor

___________ un kilo de tomates.

___________ un melón, por favor.

¿Tiene mangos?
¿Cuánto cuesta/¿Cuánto es (en total)?

¿Cuánto quiere?

¿Algo más?

Aquí tiene.

Lo siento, hoy no tengo.
Son 160 pesos/2 euros con diez
Cliente                                                    Vendedor
29
Quería
Deme

Slide 12 - Tekstslide

Werkwoorden met klinkerwisseling
querer (ie) = willen 

quiero
quieres
quiere
queremos
queréis
quieren

Preferir (ie) = voorkeur hebben 

prefiero
prefieres
prefiere
preferimos
preferís
prefieren
Bij sommige werkwoorden verandert de stamklinker als de klemtoon op de stam valt. De uitgangen blijven regelmatig.

Slide 13 - Tekstslide

Maak het rijtje af in je schrift:
pensar (ie) = denken

pienso
 


Bij sommige werkwoorden verandert de stamklinker als de klemtoon op de stam valt. De uitgangen blijven regelmatig

Slide 14 - Tekstslide

Werkwoorden met een klinkerwisseling hebben deze klinkerwissel niet bij de vervoeging van "wij" en "jullie".

Slide 15 - Tekstslide

¿Recuerdas TENER?
yo                            tengo
tú                             tienes
él/ella/usted       tiene
nosotros/as        tenemos
vosotros/as         tenéis
ellos/ellas/           tienen

Slide 16 - Tekstslide

TB 3, p. 45
¿Qué prefieres, ....... o ...... ? = Wat heb je liever, .... of ...?
Prefiero ...... = Ik heb liever ...
1. El fútbol o el tenis
2. El zumo de naranja o de manzana
3. Ver películas o leer un libro
4. El frío o el calor
5. El aceite o la mantequilla
6. El café con o sin azúcar

Slide 17 - Tekstslide

AFMAKEN OEFENING LUISTERTOETS

Herhaling gister over boodschappen doen + querer, tener & preferir

WB 13, p. 47
TB 4, p. 44


Getallen boven de 30

TB 5a, p. 44
WB 12b, p. 46
WB 14, p. 47

Huiswerk: 
WB 1, 2, 3, 9, 10, 12, 14


Slide 18 - Tekstslide

Uitleg bij WB 13, p. 47
preferir
tener
querer
prefiero
tengo
quiero
prefieres
tienes
quieres
prefiere
tiene
quiere
preferimos
tenemos
queremos
preferís
tenéis
queréis
prefieren
tienen
quieren

Slide 19 - Tekstslide

26

Slide 20 - Tekstslide

TB 4, p. 45
Spreekoefening in duo's.
Voer een gesprek je op de markt. Gebruik de volgende zinnen in de goede volgorde, en vul de stippellijnen aan met producten en hoeveelheden naar keuze:
..... kilos, por favor/ Lo siento, hoy no tengo..... / Aquí tiene/ Quería ...../ ¿Cuánto es en total? / Deme ..., por favor/ ¿Tiene ...?/ ¿Algo más?/ Son ... euros/ ¿Cuánto quiere?/

Slide 21 - Tekstslide

TB 5A, p. 45

Schrijf in je schrift de ontbrekende nummers. 

Slide 22 - Tekstslide

aantekening getallen:
- precies 100 is "cien", daarna "ciento" (102 = ciento dos)
- de honderdtallen vanaf 200 hebben een mannelijke en een vrouwelijke vorm: doscientos chicos/ doscientas chicas.
- Er staat alleen "y" tussen tientallen en eenheden: 82  = ochenta y dos, verder niet, dus 515 = quienientos quince)
- 1982: mil novecientos ochenta y dos.

Slide 23 - Tekstslide

  • Mil is onveranderlijk:  tres mil euros, cien mil dólares
  • € 3. 520 =

  • € 7. 555 =

  • € 2. 106 =
tres mil quinientos veinte euros
siete mil quinientos cincuenta y cinco euros
dos mil ciento seis euros

Slide 24 - Tekstslide

WB 15 p.47      +     WB 14, p. 47     +      WB 12, p. 46
27

Slide 25 - Tekstslide

Werkwoorden met onregelmatige vormen (TB pag. 122-135)

Slide 26 - Tekstslide

Maak het rijtje af in je schrift:
poder (ue) = kunnen

puedo
puedes
puede
podemos
podéis
pueden

dormir (ue) = slapen

duermo 



 
 
Maak nu
WB 16 & 18 op p. 48

Slide 27 - Tekstslide

TB 6a p. 46 
¿Probamos las tapas? 
Luister naar het gesprek. Welke tapas worden besteld?
 
Ken je alle tapas? 

30

Slide 28 - Tekstslide

TB 6C, p. 46: Vul het schema aan
& vertaal
¿Qué quieren?
- Una ración de...
- Yo una cerveza
- Un agua mineral, por favor
- Para mí, un tinto de la casa
¿___________________?
¿Qué lleva?
¿Lleva______/mayonesa?
¿___________________?
¿Se come caliente/frío?
Bestellen                            Inf. vragen over een gerecht
¿Y qué es eso?
¿Son picantes?
timer
10:00
Maak nu:
WB 11, p. 46 
WB 17, p. 48
WB  20, p. 49

Slide 29 - Tekstslide

Hulp bij WB 20, p. 49
1. aquí (tener - ellos) tapas muy ricas.
2. Sí, un poco, (llevar-ellos) una salsa....
3. No, entonces (preferir-yo) otra cosa, no me (gustar!) las comidas picantes.
4. ¿Las (preferir-tú) a la plancha o al ajillo?
5. A la plancha, es que no (poder-yo) comer ajo, También (poder-nosotros) probar los calamares, ¿te (gustar!)
6. .... para beber. ¿(preferir-tú) vino blanco o tinto?
7. ¿(Probar-nosotros) el vino blanco de la casa?

Slide 30 - Tekstslide

Elisa compra una silla para la playa
Wat is het lijdend voorwerp?
A
Elisa
B
compra
C
una silla
D
la playa

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Video

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp pag. 47 TB oef 8a,b,c

Slide 38 - Tekstslide

¿Qué comes? TB nr. 9 p.48
1kg = un kilo de...
1/2kg = medio kilo de..
1 1/2 = un kilo y medio de... 
100 g = cien gramos de...
1 l = un litro de...
1/2 = medio litro de...
un paquete de...
una botella de...
una lata de...
un frasco de...
una bolsa de...
un poco de...
hoeveelheden en verpakkingen
WB nr. 5 p.44  
timer
4:00

Slide 39 - Tekstslide

Na werkcollege
Hoeveel?
¿Cuánto? ¿Cuánta?
¿Cuántos? ¿Cuántas?



Miramos WB. Reglas y Sistemas en la pagina 51
Vul het schema aan.  




Slide 40 - Tekstslide

Los deberes
  • Bestuderen behandelde stof unidad 5
  • WB maken oef. 1 t/m 20 (behalve oef. 5 t/m 8)
  • TT unidad 3-4 maken en controleren.

WB oef. 5 t/m 8 gaan over de maten, gewichten, inhoudsmaten. Daarvoor kun je de slide "¿Qué comes" bestuderen. 

Slide 41 - Tekstslide

DEBERES
TB.Unidad 5, p.45
  • oef.4: gesprek voorbereiden.
  • ej.5 : ¿Cuántos melones exporta......? Schrijf de ontbrekende getallen uit.
  • oef.6 woordjes zoeken.
WB. Unidad 5
p.45, ej. 9a-b
p.46, ej.10
p.47, ej.13, 14 a-b

Slide 42 - Tekstslide