ANFY 1.2 Les 7 - bouw en werking nier en hormonale regeling

ANFY  - week 7
Wat gaan we doen vandaag?
* Diabetes een hyper en hypo
* Nieren
* Laatste les; volgende week toets
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
fysiologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

ANFY  - week 7
Wat gaan we doen vandaag?
* Diabetes een hyper en hypo
* Nieren
* Laatste les; volgende week toets

Slide 1 - Tekstslide

Hormonen
Welke hormonen spelen een rol bij het in stand houden van de glucose spiegel ?
Wat doen die hormonen?
Waar worden die hormonen gemaakt?
Wat gaat er mis bij diabetes?

Slide 2 - Tekstslide

Een hyper of hypo bij diabetes
Wat is dat?

Slide 3 - Tekstslide

Een Hypo krijg je als te lang niet hebt gegeten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Stel je hebt diabetes type 1, hoe kun je dan een hyper krijgen?

Slide 5 - Open vraag

De kans op nier schade als je diabetes hebt is aanwezig omdat...
A
hoge glucose waarde tast je nieren aan
B
Lage glucose waarde tast je nieren aan
C
Insuline spuiten tast je nieren aan
D
Bij diabetes type 1 heb je geen nierschade

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de functie van de nieren?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Loopt de nierslagader naar je nieren toe of van je nieren af?
A
naar je nieren toe
B
van je nieren af

Slide 9 - Quizvraag

0,2 mm

Slide 10 - Tekstslide

Ultrafiltratie

Er vindt filtratie plaats.
Water, zouten, afvalstoffen maar ook glucose worden door de filter geperst
 

Slide 11 - Tekstslide

Terugresorbtie

Adertjes langs het nefron nemen goede stoffen weer terug uit de voor urine 

Slide 12 - Tekstslide

Op welke plaats in een nefron is er sprake van ultrafiltratie?
A
kluwen van haarvaten (glomerulus)
B
nierbekken
C
tweede gekronkelde buisje
D
verzamelbuisje

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Waar wordt ADH geproduceerd?
A
In de hypothalamus (hersenen)
B
In de bijnieren
C
In het rode beenmerg
D
In het hart

Slide 15 - Quizvraag

Osmotische waarde
= concentratie opgeloste deeltjes (bv zout)

Als je water kwijtraakt terwijl opgeloste deeltjes achterblijven STIJGT de osmotische waarde


Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Stel, je drinkt heel weinig en/of je zweet veel. Wat gebeurt er met de osmotische waarde van het bloed?
A
Gaat omlaag
B
Gaat omhoog
C
Blijft hetzelfde

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het teken voor de hypothalamus om meer ADH te gaan maken?
A
Lage osmotische waarde van het bloed
B
Hoge osmotische waarde van het bloed
C
Weinig zuurstof in het bloed
D
Veel CO2 in het bloed

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het effect van ADH?
A
Meer productie voorurine
B
Minder productie voorurine
C
Meer terugresorbtie van water
D
Minder terugresorbtie van water

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Effect ADH
Als de osmotische waarde van het bloed stijgt ('uitdroging') --> meer productie ADH --> MEER terugresorbtie van water in de distale tubulus en verzamelbuis --> MINDER productie urine --> er blijft MEER water in het lichaam --> osmotische waarde daalt weer

Slide 22 - Tekstslide

Ander voorbeeld 
En nu een precies omgekeerd:

Wat gebeurt er als je een liter water drinkt?

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Je drinkt een liter Spa Blauw en de osmotische waarde van je bloed daalt.

Wat gebeurt er met de productie van ADH?
A
Neemt toe
B
Neemt af
C
Blijft gelijk
D
Weet niet

Slide 25 - Quizvraag

Er is minder ADH.
Wat gebeurt er met de terugresorbtie van water in het nefron?
A
Neemt toe
B
Neemt af
C
Blijft gelijk

Slide 26 - Quizvraag

Dat was 'm!
Alle stof is nu behandeld. 
Volgende week proeftoets + nakijken
19 juni toets!

Slide 27 - Tekstslide