Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde herhaling (26/03)

Welkom! 

10 minuten stil lezen uit je leesboek



Leg al je boeken op tafel en ga rustig op je plaats zitten

Leg je huiswerk op de hoek van je tafel ( opdracht 2, 5 en 6A op bladzijde 122 - 123)


1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom! 

10 minuten stil lezen uit je leesboek



Leg al je boeken op tafel en ga rustig op je plaats zitten

Leg je huiswerk op de hoek van je tafel ( opdracht 2, 5 en 6A op bladzijde 122 - 123)


Slide 1 - Tekstslide

Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde herhaling

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
- Huiswerk bespreken 
- Wat weet je nog?
- Naamwoordelijk gezegde en werkwoordelijk gezegde 
- Werken aan de opdracht

Aan het einde van de les kan je het werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde in een zin herkennen. 

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk bespreken 
 Opdracht 2, 5 en 6A op bladzijde 122 - 123

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je nog?

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Stel het onderwerp van de zinnen vast. Noteer of het onderwerp iets doet of iets is/wordt

Zal de coördinator vanwege het mooie weer op een ijsje trakteren?
  • zal trakteren (wg)
Afgelopen zaterdag is de uitverkoop een succes geweest. 
  • is een succes geweest (ng)
Sommige dingen blijven nu eenmaal voor altijd raadselachtig.
  • blijven raadselachtig (ng)
Op plechtige wijze zal de voorzitter de medailles overhandigen. 
  • zal overhandigen (wg)

Slide 6 - Tekstslide

Theorie werkwoordelijk gezegde en naamwoordelijk gezegde

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Werkwoordelijk gezegde
  • Beschrijft wat het onderwerp doet
  • Het moet een zelfstandig werkwoord bevatten
  • Let op: bij een scheidbaar werkwoord horen beide delen bij het WG
  • Het kan ook hulpwerkwoorden bevatten 

Slide 9 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Stappenplan:
  1. Bepaal het zelfstandig naamwoord. Let op scheidbare werkwoorden 
  2. Bepaal of er hulpwerkwoorden zijn
  3. Deze werkwoorden samen zijn het werkwoordelijk gezegde. 

Slide 10 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Belangrijk om te weten:

  • Het woordje te hoort ook bij het WG als het voor een werkwoord staat ->
    Sam loopt zijn vriendin te bellen.
  • Het wederkerend voornaamwoord hoort ook bij het WG ->
    Kim vergiste zich voortdurend. 
  • Werkwoordelijke uitdrukkingen ->
    Hij heeft de benen genomen.
    Je bent tegen de lamp gelopen.

Slide 11 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde 
  • Het naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets is. Het bestaat uit een of meer werkwoorden en een naamwoord. 

  • Simon is soldaat geweest. 
  • NG: is geweest  




Slide 12 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
  • Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit het werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel. 

  • Het werkwoordelijk deel bevat alle werkwoorden uit de zin. Een van die werkwoorden is een koppelwerkwoord.
  • zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

  • Het naamwoordelijk deel bevat een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord dat een eigenschap van het onderwerp geeft. 
  • Het koppelwerkwoord koppelt het onderwerp aan het naamwoordelijk deel   

Slide 13 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde 
Zo vind je het naamwoordelijk gezegde:
  1. Stel vast of het onderwerp iets doet of iets is. 
  2. Als het onderwerp iets is, stel je de vraag: Wat + persoonsvorm + onderwerp + overige werkwoorden? Het antwoord op die vraag is het naamwoordelijk deel
  3. Noteer het naamwoordelijk gezegde: pv + nw.deel + overige werkwoorden.


  • Robs jongere zus / blijkt / een goede volleybalster / te zijn. 
  • 'Robs jongere zus' is iets, namelijk 'een goede volleybalster'. 
  • Vraag: Wat blijkt Robs jongere zus te zijn? Antwoord: een goede volleybalster 
  • Naamwoordelijk gezegde = blijkt een goede volleybalster te zijn 

Slide 14 - Tekstslide

Werken aan de opdracht 
Wat? Maak het werkblad 
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? Tot het einde van de les, het is huiswerk voor 03/04
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs 
Klaar? Lees verder in je leesboek of maak ander huiswerk



timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk:

Voor volgende week woensdag (03/04) moet het werkblad af zijn. 

Schrijf dit op in je plenda!

Slide 16 - Tekstslide