Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
2th herhaling hoofdtstuk 5
Lesdoel voltooid deelwoord
Aan het eind van deze les weet je hoe je de passé composé maakt.
1 / 37
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
In deze les zitten
37 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Lesdoel voltooid deelwoord
Aan het eind van deze les weet je hoe je de passé composé maakt.
Slide 1 - Tekstslide
Wat weten jullie over de voltooide tijd? Vul in wat in je opkomt.
Slide 2 - Open vraag
Het voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord op -ER, eindigt altijd op " É "
J'
ai
parlé
(parler = praten)
= Ik
heb
gepraat
On
a
chanté
(chanter = zingen)
= We
hebben
gezongen
Slide 3 - Tekstslide
Passé composé bestaat uit:
1. een vorm van
AVOIR
(hebben)
2. een
voltooid deelwoord
Slide 4 - Tekstslide
N'oublie pas:
Passé composé bestaat ALTIJD uit een hulpwerkwoord ÈN een voltooid deelwoord!!!
Pas op! Hou altijd het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord bij elkaar! (net als in het Engels)
Bijvoorbeeld: Ik
heb
een hamburger
gegeten
= J'
ai
mangé
un hamburger.
Slide 5 - Tekstslide
Samenvatting:
Hulpwerkwoord + voltooid deelwoord
Het hulpwerkwoord is een vorm van AVOIR
DAN komt er een voltooid deelwoord!!!!
Nous
avons
joué.
Wij
hebben
gespeeld.
Slide 6 - Tekstslide
Voltooide tijd =
Passé Composé
Ik
heb
gedanst
= J'
ai
dansé
Slide 7 - Tekstslide
Geef de juiste vorm van AVOIR:
Nous…...
A
sommes
B
avons
C
ai
D
ont
Slide 8 - Quizvraag
Vul weer de juiste vorm van AVOIR in:
Vanessa (is een 'zij' dus elle) ...….
A
ai
B
as
C
a
D
avons
Slide 9 - Quizvraag
1. Je hebt dus het rijtje van AVOIR weer nodig! Geef z.s.m. het rijtje van AVOIR weer.
Slide 10 - Open vraag
Regardez bien!!!
Slide 11 - Tekstslide
Le chien a mangé une glace.
A
De hond eet een ijsje.
B
De hond at een ijsje.
C
De hond heeft een ijsje gegeten.
D
De hond had een hoed op.
Slide 12 - Quizvraag
Hij heeft gepraat
A
Il a parlé
B
Ils ont parlé
C
Elle a parlé
D
Nous avons parlé
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Video
De hond heeft gedanst
A
Le chien a danse
B
Le chien ont dansé
C
Le chien dansé
D
Le chien a dansé
Slide 15 - Quizvraag
Kortom:
- Leer eerst het rijtje van
avoir
nog eens.
- Vervolgens moet je goed onthouden dat er altijd een
voltooid deelwoord
achteraan komt: dansé, chanté, parlé, commencé etcetera...
Slide 16 - Tekstslide
être = zijn
Je
suis = ik ben
Tu
es
Il / elle / on
est
nous
sommes
vous
êtes
Ils / elles sont
Slide 17 - Tekstslide
Passé composé être
Je
suis allé (e) ik ben gegaan
Tu
es allé (e)
Il
est allé
Elle
est allée
nous
sommes allé(e)s
vous
êtes allé(e)s
Ils
sont allés
Elles
sont allées
Slide 18 - Tekstslide
Zet in de goede vorm:
Elle (aller)
A
est allée
B
est allé
C
es allé
D
sont allés
Slide 19 - Quizvraag
Romy, tu .......... (tomber)
A
es tombé
B
es tombée
C
es tombés
D
es tombées
Slide 20 - Quizvraag
Ricardo et moi(Luuk), nous ............ (rester)
A
sommes resté
B
sommes restée
C
sommes restées
D
sommes restés
Slide 21 - Quizvraag
Maak de passé composé:
Elle ................(tomber)
Slide 22 - Open vraag
Maak de passé composé:
Ils .......... (aller)
Slide 23 - Open vraag
3) Voorzetsels bij steden/landen &
Vertaling van in/naar
-Marc habite
à
Bruxelles.
-J'ai été
en
France.
-Tu vas
aux
Etats-Unis?
-Non, je vais
au
Portugal.
Slide 24 - Tekstslide
Voorzetsel: à
Bij steden gebruik je altijd het voorzetsel:
à
Je
vais
à
Paris = Ik
ga
naar
Parijs.
Je
suis
à
Paris = Ik
ben
in
Parijs.
Nous habitons
à
Bruxelles.
Tu vas
à
Lille?
Voor steden
Slide 25 - Tekstslide
Voorzetsel: en
Bij de
landen die eindigen op
een -e
, gebruik je het voorzetsel:
en
Tu vas
en
Belgique?
Je suis
en
France avec ma famille.
Vous allez
en
Egypte?
Voor vrouwelijke landen
Slide 26 - Tekstslide
Voorzetsel: aux
Bij de
landen die eindigen op een -s
, gebruik je het voorzetsel:
aux
Nous allons
aux
Etats-Unis =
Wij gaan naar Amerika.
J'habite
aux
Pays-bas =
ik woon in Nederland.
J'étais
aux
Seychelles l'été dernière =
Ik was op de Seychellen de afgelopen zomer.
Voor meervoud landen
Slide 27 - Tekstslide
Voorzetsel: au
Als een land
niet eindigt op de -e of op de -s,
gebruik je het voorzetsel:
au.
Ma famille habite
au
Maroc.
Mon frère fait ses études
au
Japon.
Au
Canada, on parle francais.
Voor mannelijke landen
Slide 28 - Tekstslide
Nora habite.........Espagne
A
en
B
au
C
à
D
aux
Slide 29 - Quizvraag
Je suis ........Danemark
A
en
B
au
C
à
D
aux
Slide 30 - Quizvraag
On est.......Pays-Bas
A
à
B
en
C
au
D
aux
Slide 31 - Quizvraag
Tu habites......Rotterdam?
A
en
B
au
C
à
D
aux
Slide 32 - Quizvraag
Dus....
Bij vrouwelijke landen gebruik je
A
du
B
en
C
au
D
aux
Slide 33 - Quizvraag
Bij mannelijke landen gebruik je
A
du
B
en
C
au
D
aux
Slide 34 - Quizvraag
Welk voorzetsel?
Elle va ____ Portugal
A
à
B
au
C
aux
D
en
Slide 35 - Quizvraag
Welk voorzetsel?
Mon frère va _____ États-Unis.
A
à
B
au
C
aux
D
en
Slide 36 - Quizvraag
Welk voorzetsel?
Ma soeur habite ____ Suisse.
A
à
B
au
C
aux
D
en
Slide 37 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
regelmatige werkwoorden
Mei 2021
- Les met
34 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Havo 3 herhaling chapitre 5
Maart 2021
- Les met
20 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Chapitre 5 Passé Composé en Voorzetsels bij landen en plaatsen/ mavo2
April 2021
- Les met
40 slides
Frans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
2HA1 le 25 juin
Juni 2020
- Les met
30 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
TV2H: Herhaling Passé Composé en Voorzetsels landennamen
Oktober 2021
- Les met
41 slides
Frans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
2emc Regelmatige ww op -re en p.c
Mei 2020
- Les met
31 slides
Frans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
leçon 14
Oktober 2023
- Les met
17 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
H.S. 2h2: Révision, mardi 23 juin
Juni 2020
- Les met
48 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2