Wij gaan vandaag kijken naar hoe je van DNA een eiwit maakt.
Begin: Uitleg 2.4
Midden/eind: Opdrachten maken
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Planning
Lesdoel
Wij gaan vandaag kijken naar hoe je van DNA een eiwit maakt.
Begin: Uitleg 2.4
Midden/eind: Opdrachten maken
Slide 1 - Tekstslide
Wat hoort bij welke functie?
Sleep de organellen naar de juiste functie.
Transportsysteem
Levert energie
Maakt RNA
Maakt eiwitten
Celkern
Ribosomen
Glad ER
Mitochondriën
Ruw ER
Golgi-systeem
Slide 2 - Sleepvraag
Wat is het verschil tussen een prokaryoot en een eukaryoot? Een prokaryoot heeft
A
geen DNA maar wel celorganellen
B
geen celkern maar wel celorganellen
C
geen DNA en geen celorganellen
D
geen celkern en geen celorganellen
Slide 3 - Quizvraag
2.4 DNA: het besturingssysteem van de cel
Slide 4 - Tekstslide
Antistoffen
Hormonen
Enzymen
Bouwstof
etc...
Slide 5 - Tekstslide
Je hebt 2 meter DNA
in elke cel
DNA is een molecuul
Slide 6 - Tekstslide
Gen X
Een stukje gen wordt gecodeerd naar een eiwit
Slide 7 - Tekstslide
DNA= Desoxyribonucleïnezuur
Slide 8 - Tekstslide
DNA DeoxyriboNucleic Acid
DNA strengen zijn complementair!
Slide 9 - Tekstslide
Transcriptie = mRNA heeft Uracil
Slide 10 - Tekstslide
DNA
(m)RNA
1. Dubbelstrengs
2. t.o.v. Adenine = Thymine
3. DNA heeft de suiker desoxyribose
1. Enkel strengs
2. t.o.v. Adenine = Uracil
3. RNA heeft de suiker: Ribose
Slide 11 - Tekstslide
Transcriptie
mRNA bestaat uit codons = aminozuren Binas 71G
Waar staat de codon 'AUG' en 'AGA' voor?
Slide 12 - Tekstslide
Ribosomen zetten een 'anticodon' d.m.v. tRNA op de mRNA
Slide 13 - Tekstslide
Wat zijn de 'Start' en de 'Stop' codons? (Binas 71G)
Slide 14 - Tekstslide
Kleine samenvatting
Transcriptie = in de kern,
Translatie= cytoplasma bij de ribosomen
Slide 15 - Tekstslide
Wanneer op de ene streng van DNA: -A T T G G C G A T- staat, wat staat er dan op de andere streng?
A
ATTGGCGAT
B
TAACCGCTA
C
UAACCGCUA
D
TUUCCGCTU
Slide 16 - Quizvraag
Een stukje mRNA is als volgt: -ACU-GUC-GGU- Wat zijn de aminozuren?
A
Thr Val Arg
B
Thr Ser Gly
C
Phe Ser Gly
D
Thr Val Gly
Slide 17 - Quizvraag
Transcriptie Een DNA-fragment dat is geïsoleerd uit een Coli-bacterie heeft de volgende volgorde: ' – GTA-GCC-TAC-CCA-TAG – ' (coderende streng) Vanaf de template- of matrijsstreng wordt mRNA gemaakt. Welke basenvolgorde heeft dit mRNA?
A
--CAU-CGG-AUG-GGU-AUC--
B
--GAU-CGG-AUG-GGU-AUC-
C
--GGA-UAC-CCA-UCC-GAU--
D
--CAC-AGA-UAC-CCA-GAU--
Slide 18 - Quizvraag
Maak opdrachten
Maak de opdrachten 23 t/m 35
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
BINAS 71G
3 stikstofbasen vormen een code-taal voor eiwitten
= Aminozuur
Slide 21 - Tekstslide
BINAS!
en je schrift
Slide 22 - Tekstslide
In welke BINAS tabel staan de verschillende aminozuren?
Slide 23 - Open vraag
In welke BINAS tabel staat een plaatje van DNA / RNA?
Slide 24 - Open vraag
In welke BINAS tabel vind je de tabel met de RNA code?
Slide 25 - Open vraag
In welke BINAS tabel vind je de celcyclus?
Slide 26 - Open vraag
BINAS
de volgende opgaven kan je met de BINAS oplossen
Slide 27 - Tekstslide
Het startcodon op het RNA (waar het ribosoom begint te lezen) is:
A
AUG
B
TAC
C
AUC
D
AAA
Slide 28 - Quizvraag
Noem twee verschillen tussen DNA en RNA
Slide 29 - Open vraag
Onthouden
DNA heeft de 'letters' AGTC
RNA heeft de 'letters' AGUC
A op DNA -> U op RNA
T op DNA -> A op RNA
etc
Slide 30 - Tekstslide
En:
In deze tabel kan je zien welk groepje van 3 letters op het RNA overeenkomt met welk aminozuur (in het eiwit).
Dus als er staat: AUG in het RNA, dan wordt het aminouur Met ingebouwd
Slide 31 - Tekstslide
Welk stuk RNA moet er bij de transcriptie van dit DNA gemaakt worden?
Kies de goede.
C
C
A
T
G
C
C
A
U
G
G
G
T
A
C
G
G
U
A
C
Slide 32 - Sleepvraag
Endoplasmatisch Reticulum
Netwerk van membranen dat dient voor transport van stoffen binnen een cel
De geproduceerde eiwitten worden via het Endoplasmatisch Reticulum
(en via het Glad ER) naar het Golgi-systeem vervoerd
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
0
Slide 35 - Video
Hoeveel basen van het RNA vormen samen de code voor één aminozuur in een eiwit?
A
1
B
3
C
9
D
1000
Slide 36 - Quizvraag
En:
In deze tabel kan je zien welk groepje van 3 letters op het RNA overeenkomt met welk aminozuur (in het eiwit).
Dus als er staat: AUG in het RNA, dan wordt het aminouur Met ingebouwd