3.4 grammatica

H1B welkom!
3.4 grammatica
zinsdelen & woordsoorten
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H1B welkom!
3.4 grammatica
zinsdelen & woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Zinsdelen (redekundig ontleden)
- persoonsvorm
- zinsdelen
- onderwerp
- (werkwoordelijk) gezegde
- lijdend voorwerp

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
Vraagzin maken
B
De zin in een andere tijd zetten (tijdproef)
C
Het onderwerp veranderen in meervoud of enkelvoud (getalproef)
D
A, B en C

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?
De politie werd meteen gewaarschuwd door een klant.
A
De politie
B
werd
C
gewaarschuwd
D
werd gewaarschuwd

Slide 4 - Quizvraag

Het werkwoordelijk gezegde
zijn alle werkwoorden in de zin (dus ook de persoonsvorm!!!)

Let op splitsbare werkwoorden, zoals:
opbellen, samenwerken, afwachten

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
In principe zouden de leerlingen dat moeten kunnen.
A
zouden
B
zouden moeten
C
moeten kunnen
D
zouden moeten kunnen

Slide 6 - Quizvraag

Het onderwerp
vind je met de volgende vraag:
wie (of wat) + gezegde?

Het gezegde is soms alleen de persoonsvorm!


Slide 7 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?
De uiteinden werden in het midden tot een haak gedraaid.
A
De uiteinden
B
werden
C
een haak
D
werden gedraaid

Slide 8 - Quizvraag

Het lijdend voorwerp
vind je met de volgende vraag:
wie of wat + gezegde + onderwerp

Let op! Het lijdend voorwerp is makkelijk te verwarren met het naamwoordelijk gezegde.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp?
Thomas moet zijn cello stemmen.
A
Thomas
B
moet
C
zijn cello
D
stemmen

Slide 10 - Quizvraag

Planning deze les:
Maken opdrachten werkblad (komt op het bord)

Slide 11 - Tekstslide