In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 75 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Toetsanalyse
Slide 2 - Tekstslide
leerdoelen
Ik kan
een goed beeld schetsen van mijn voorbereiding en hoe ik te werk ben gegaan tijdens de toets
toelichten bij vragen waarbij ik geen of minder punten heb gescoord waar dit aan ligt
een plan van aanpak opstellen waarin staat wat ik de volgende keer anders moet doen om tot een beter resultaat te komen
Slide 3 - Tekstslide
een toetsanalyse is niet
een moment om te controleren of de docent eigenlijk wel kan nakijken
een gelegenheid om te zeuren om extra punten die je eigenlijk niet hebt verdiend
even een cijfer bekijken en er dan niets meer mee doen
Natuurlijk maak ik weleens fouten bij het nakijken en het optellen van de punten. Noteer dit bovenaan je toets, dan kijk ik er op een ander moment rustig naar.
Slide 4 - Tekstslide
een toetsanalyse is wel
bedoeld voor inzicht krijgen in je eigen kennis en vaardigheden
leren wat je de volgende keer anders moet doen
kritisch naar jezelf durven kijken
begrijpen waarom je niet alle punten op de vraag hebt gescoord en wat het antwoord wel had moeten zijn
Slide 5 - Tekstslide
aan de slag
Kijk de toets zelf na met behulp van het correctiemodel, doe alsof jij de docent bent.
Bij twijfel vraag je minstens 3 klasgenoten om even mee te kijken en hoe zij jouw antwoord zouden beoordelen.
Vul daarna de vragen in op de volgende dia.
Slide 6 - Tekstslide
Hoofdstuk 3
Organismen leven samen
Slide 7 - Tekstslide
Hoofdstuk 3 - Organismen leven samen
3.1 - Organismen in hun omgeving
3.2 - Planten
3.3 - Energierijke stoffen
3.4 - Voedselrelaties
3.5 - Kringlopen
Slide 8 - Tekstslide
3.1 - Organismen in hun omgeving
Slide 9 - Tekstslide
Doelen van de paragraaf
Je kan uitleggen wat biotische en abiotische factoren zijn
Je weet wat een ecosysteem is en kan hiervan enkele voorbeelden noemen
Je weet hoe planten zich aanpassen aan hun leefomgeving
Je kan uitleggen hoe dieren zich aanpassen aan temperatuur en hun leefomgeving
Slide 10 - Tekstslide
Wat is een voorbeeld van een ecosysteem?
Slide 11 - Woordweb
Abiotisch Biotisch
Abiotische en biotische factoren= Ecosysteem
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Biotische factoren
Abiotische factoren
Slide 14 - Sleepvraag
Abiotische factoren
Biotische factoren
Slide 15 - Sleepvraag
Biotische factoren zijn:
A
water, voedsel en zonlicht
B
voedsel, vijanden en ziekteverwekkers
C
ziekteverwekkers, zonlicht en voedsel
D
Vijanden, water en temperatuur
Slide 16 - Quizvraag
Wat is geen biotische factor?
A
insecten
B
boom
C
ziekteverwekker
D
water
Slide 17 - Quizvraag
Wat is een ecosysteem?
A
Alle abiotische factoren samen
B
Alle relaties tussen organismen en hun milieu
C
Een groep dieren in een leefgebied
D
Een bepaald gebied, waarin de biotische en abiotische factoren een eenheid vormen
Slide 18 - Quizvraag
Een meertje is een voorbeeld van een ecosysteem
A
juist
B
onjuist
Slide 19 - Quizvraag
Wat is een ecosysteem voor eekhoorns?
A
Een boom
B
Een bos
C
Een bosrijke provincie
D
Een bosrijk land
Slide 20 - Quizvraag
Deze plant klimt m.b.v. hechtwortels langs andere planten omhoog, naar het licht. De planten hebben deze aanpassingen om omhoog te klimmen, om zo voldoende zonlicht te krijgen voor de fotosynthese.
A
Klimop
B
Voorjaarsbloeier
C
Planten met wortelrozetten
Slide 21 - Quizvraag
Deze plant groeit voordat de bomen bladeren krijgen. Zo krijgen ze voldoende licht.
A
Klimplant
B
Voorjaarsbloeier
C
Planten met wortelrozet
Slide 22 - Quizvraag
Dieren passen zich aan
Dieren: koudbloedig of warmbloedig
Dit bepaalt waar een dier wel of niet kan leven
Warmbloedig: vogels en zoogdieren
- Lichaam altijd zelfde temperatuur
Koudbloedig: reptielen, amfibieën, vissen
- Lichaam heeft temperatuur van omgeving
Slide 23 - Tekstslide
KOUDBLOEDING
WARMBLOEDIG
Slide 24 - Sleepvraag
Bescherming tegen kou
Haren of veren - isolatie
Wintervacht (dikke vacht)
Klein oppervlak (of oprollen: egel)
Dieren in het water: vetlaag
Winterslaap / winterrust
Slide 25 - Tekstslide
Welke aanpassing heeft een olifant om om te kunnen gaan met de hoge temperatuur in zijn natuurlijke leefomgeving?
Slide 26 - Open vraag
Bescherming tegen warmte
Zomervacht
Bloedvaten -> veel oppervlak (bijv. oren)
Luchtstroom langs huid neemt warmte mee
Olifanten -> wapperen met oren
Honden -> hijgen
Mensen -> zweten
Slide 27 - Tekstslide
Aanpassen aan het voedsel
Gebit:
Planteneters: Plooikiezen (voor vermalen) & snijtanden (werkt als een schaar)
Vleeseters: Knipkiezen (voor scheuren vlees) & hoektanden (doden van de prooi)
Slide 28 - Tekstslide
Aanpassen aan het voedsel
Snavelsoorten:
Haaksnavel - Roofvogels (vleeseters)
Zeefsnavel – Kleine planten en diertjes
Pincetsnavel - insecteneters
Kegelsnavel – zaad- en noteneters
Slide 29 - Tekstslide
Aanpassingen aan leefstijl
Poten van vogels:
Grijppoten – grijpen van prooien
Zwempoten – zwemvliezen, om door het water te bewegen
Steltpoten – makkelijk staan in hoog gras of ondiep water
Klimpoten – op en neer langs bomen en boomstammen
Slide 30 - Tekstslide
Wat voor kiezen zie je hier?
A
Plooikiezen
B
Knipkiezen
C
Knobbelkiezen
Slide 31 - Quizvraag
Wat voor soort dieren zal deze kiezen hebben?
A
Planteneter
B
Alleseter
C
Vleeseter
Slide 32 - Quizvraag
Birdy zegt: "Zangvogels die insecten eten hebben een pincetsnavel" Merel zegt: "Zangvogels die zaden eten hebben een haaksnavel" Wie heeft er gelijk?