Dictee persoonsvorm verleden tijd
1. De fotograaf vergrootte de foto van het bruidspaar.
2. De kok braadde het vlees in olijfolie.
3. Wij plakten de band.
4. Ik begeleidde deze cliënt vorig jaar.
5. De reiskostenverzekering vergoedde de schade pas na tussenkomst van de klachtencommissie.
6.. Hij lichtte op tijd de politie in, maar besteedde er verder weinig aandacht aan.
7.. Dat hij er met de begeleider over kon praten, luchtte de pupil enorm op.
8. De voetbaltoppertussen AS Roma en Juventus leverde gisteren geen winnaar op.
9. Wij experimenteerden met nieuwe mogelijkheden.
10. Herman en zijn vriendin reisden vorig jaar naar Indonesië.