Mens en MaatschappijMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2
In deze les zitten 22 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 8 videos.
Onderdelen in deze les
Leerwerkboek 12 Afval en Energie
M&M LJ2
Slide 1 - Tekstslide
Blok 4 De stad van de toekomst
Waar gaat dit blok over?
Uitleg wonen in een stad en alles naar de stad
Zelfstandig werken
Slide 2 - Tekstslide
Waar gaat dit blok over?
In Nederland woont het grootste deel van de mensen in steden.
Door o.a. klimaatverandering, luchtvervuiling en andere milieu problematieken moeten we nadenken over de leefbaarheid van de stad.
Politici, bedrijven, wetenschappers, stadsbewoners denken na over hoe de stad er in de toekomst uitziet.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Opdracht: Bedenk in een viertal hoe volgens jullie de toekomstige stad eruit ziet?
Jullie krijgen een A3-blad, schrijf in het midden van je blad stad van de toekomst. Deel het blad vervolgens in op vier onderwerpen:
Wonen
Werken
Infrastructuur
Voorzieningen
Schrijf bij elk onderwerp met kernwoorden hoe deze functie in jullie toekomstige stad eruit komt te zien.
Let op! Ik wil dat jullie bij elke functie gaan nadenken hoe je duurzame en klimaatvriendelijke oplossingen kan terugzien.
Je krijgt 15 min de tijd, daarna gaan we het klassikaal bespreken.
timer
15:00
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Wonen in een stad
In 2006 woonde de helft van de wereldbevolking in steden. In 2050 zal dat ongeveer 70 procent zijn.
De voornaamste reden dat er zoveel mensen in de stad wonen is dat hier vooral werk is.
In de stad zijn veel woningen nodig, omdat hier vaak jonge mensen gaan wonen die studeren, aan hun carrière willen werken, van het stadse leven willen genieten. Hierdoor krijgen deze mensen pas laat of geen kinderen. Voor evenveel mensen zijn in de stad daarom meer woningen nodig dan op het platteland.
Slide 7 - Tekstslide
Alles naar de stad
Infrastructuur is erg belangrijk in de stad ( Het geheel van land- en waterwegen, lucht- en zeehavens en van leidingen voor telefoon, water, gas, elektriciteit en riolering.)
Infrastructuur in de stad is nodig voor vervoer, voedsel, transport, elektriciteit, drinkwater, gas, afvoer van afval(water). Alles komt bijna van buiten de stad.
De dertig grootste steden van de wereld verbruiken 10 % van alle energie maar in die steden woont maar 7% van de wereldbevolking. 13% van al het afval komt uit die megasteden.
Daarom wordt er hard gewerkt aan oplossingen om energie te besparen en afval te verminderen.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
Slide 10 - Video
Blok 4 De stad van de toekomst les 2
Herhaling van les 1, fragment van de vooravond over de stad van de toekomst
Uitleg energie
Zelfstandig werken
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Energie
Energie in de stad (huizen, fabrieken, voorzieningen enz.) komt grotendeels uit fossiele energiebronnen (gas, olie, steenkool). Nadeel het raakt op en het slecht voor het milieu (co2 uitstoot -> versterkt broeikaseffect)
We gaan steeds meer onze duurzame energiebronnen gebruiken om bijvoorbeeld het huis te verwarmen of te koken.
Slide 13 - Tekstslide
Duurzame energie Nederland
In NL wordt duurzame energie opgewekt uit wind, zon, aard- en bodemwarmte.
Slide 14 - Tekstslide
Zonne energie
Met zonne-energie wekken we elektriciteit op en verwarmen we water.
Zonnepanelen zetten zonne-energie om in elektriciteit.
Voor en Nadelen
Voor en nadelen
+Duurzaam en schoon
-Hoge kosten
-afhankelijk van de zon.
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Windenergie
Windenergie wordt gebruikt voor het opwekken van elektriciteit.
Voor en Nadelen
+Duurzaam en shoon
+ Nederland heeft veel wind
+kosten vergelijkbaar met fossiele energie
- horizonvervuiling
- betrouwbaarheid
Slide 17 - Tekstslide
Aardwarmte
Voor en Nadelen
+ Duurzaam en schoon
- Heel erg duur in Nederland
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Wie gebruikt thuis een vorm van groene energie?
A
Ja zonnepanelen
B
Ja groene stroom
C
Nee niks
D
Nee maar willen wel
Slide 20 - Quizvraag
Restwarmte
Je kunt de restwarmte van bedrijven/ fabrieken/tuinbouw als warm water naar huizen pompen.
De afstand met de huizen moet dan niet te groot zijn.