Bij
sterke werkwoorden verandert de klank in de verleden tijd. Bijvoorbeeld:
ik lees -> hij las
ik roep - hij riep
ik zwem -> hij zwom
Bij zwakke werkwoorden verandert de klank niet in de verleden tijd. Bijvoorbeeld:
ik werk -> hij werkte
ik maak -> hij maakte
ik knoei -> hij knoeide