Lijdend voorwerp

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Hoe vind je het lijdend voorwerp?
Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp

Slide 2 - Tekstslide


De conciërge pakt de bezem 
Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp

persoonsvorm: zin vragend maken = pakt

onderwerp: Wie of wat + persoonsvorm = de conciërge

lijdend voorwerp: Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp = de bezem

Slide 3 - Tekstslide

Arjan roept de meester.

A
persoonsvorm: Arjan onderwerp: roept lijdend voorwerp: de meester
B
persoonsvorm: roept onderwerp: Arjan lijdend voorwerp: de meester
C
persoonsvorm: de meester onderwerp: roept lijdend voorwerp: Arjan

Slide 4 - Quizvraag


Arjan roept de meester.

Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp

persoonsvorm: zin vragend maken = roept

onderwerp: Wie of wat + persoonsvorm = Arjan

lijdend voorwerp: Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp = de meester

Slide 5 - Tekstslide

De juf stelt Nadia gerust.
A
persoonsvorm: de juf onderwerp: stelt lijdend voorwerp: Nadia
B
persoonsvorm: de juf onderwerp: Nadia lijdend voorwerp: gerust
C
persoonsvorm: stelt onderwerp: de juf lijdend voorwerp: Nadia
D
persoonsvorm: Nadia onderwerp: gerust lijdend voorwerp: de juf

Slide 6 - Quizvraag


De juf stelt Nadia gerust

Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp

persoonsvorm: zin vragend maken = stelt

onderwerp: Wie of wat + persoonsvorm = de juf

lijdend voorwerp: Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp = Nadia

Slide 7 - Tekstslide

Sake geeft de plantjes water.
A
Sake
B
de plantjes
C
geeft
D
water

Slide 8 - Quizvraag

De juf belt mijn moeder op.
A
mijn moeder
B
belt
C
De juf

Slide 9 - Quizvraag

Het schip bereikt de haven.
A
de haven
B
bereikt
C
Het schip

Slide 10 - Quizvraag

Lossen grote hijskranen de vracht?
A
Lossen
B
grote hijskranen
C
de vracht

Slide 11 - Quizvraag

De bemanning helpt de havenwerkers.
A
de havenwerkers
B
De bemmaning
C
helpt

Slide 12 - Quizvraag

Daarna poetsen de mannen het ruim.
A
Daarna
B
poetsen
C
de mannen
D
het ruim

Slide 13 - Quizvraag

Morgen krijgt het schip weer een lading.
A
Morgen
B
een lading
C
het schip
D
krijgt

Slide 14 - Quizvraag