Lijdend voorwerp

Doel van de les: ik kan het lijdend voorwerp herkennen in een zin. 
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Doel van de les: ik kan het lijdend voorwerp herkennen in een zin. 

Slide 1 - Tekstslide

Dit moet je onthouden
Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
Wie of wat+persoonsvorm+onderwerp?

Voorbeeldzin: mijn zus koopt een fiets.
Je vraagt dan: wie of wat+koopt (want dat is de persoonsvorm) mijn zus(want dat is het onderwerp)?
Het lijdend voorwerp is dus: een fiets. 


Slide 2 - Tekstslide

Voorbeelden
Lijdend voorwerp= wie of wat+ persoonsvorm+ onderwerp
Mama verbrandt haar neus.
Dus: wie of wat verbrandt mama?
Haar neus.

Steffie draagt een grote zonnebril.
Dus: wie of wat draagt Steffie?
Een grote zonnebril.




Slide 3 - Tekstslide

We gaan oefenen! 
Onthoud: wie of wat+persoonsvorm+onderwerp?

Vind het lijdend voorwerp in de volgende zinnen.

Slide 4 - Tekstslide

De conciërge pakt de bezem.
A
De conciërge
B
Pakt
C
De bezem

Slide 5 - Quizvraag

Arjan roept de meester.
A
Arjan
B
Roept
C
Arjan roept
D
De meester

Slide 6 - Quizvraag

Ik bedenk een tremawoord.
A
Een tremawoord
B
Ik
C
Bedenk

Slide 7 - Quizvraag

De juf stelt Nadia gerust.
A
Stelt
B
Nadia
C
De juf
D
Gerust

Slide 8 - Quizvraag

Sake geeft de plantjes water.
A
Sake
B
de plantjes
C
water
D
geeft

Slide 9 - Quizvraag

Heb jij corvee vandaag?
A
Heb
B
Jij
C
Corvee
D
Vandaag

Slide 10 - Quizvraag

De juf belt mijn moeder op.
A
Belt
B
De juf
C
Mijn moeder
D
Op

Slide 11 - Quizvraag