Eenheden van tijd en snelheid

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning van vandaag
Programma:
  • Herhalen
  • Verder met eenheden van tijd en start een heden van snelheid (m/s - km/uur)
  • Aan de slag met het huiswerk

Doel van de les:
Na de les kan ik rekenen met de verschillende eenheden van tijd en kan ik de eenheden van snelheid omrekenen (m/s - km/uur)



Slide 2 - Tekstslide

Herhalen

Slide 3 - Tekstslide

11,25 miljoen
A
1.125.000
B
1.125.000.000
C
11.250.000
D
112.500.000

Slide 4 - Quizvraag

1,98 miljard is..
A
198.000.000
B
1.980.000.000
C
19.800.000.000
D
198.000.000.000

Slide 5 - Quizvraag

Welke notatie is in
een juiste wetenschappelijke notatie?
A
24 x 10⁷
B
5 x 10²³
C
1,3 x 8⁵
D
10,4 x 10⁹

Slide 6 - Quizvraag

Schrijf het getal in de wetenschappelijk notatie. Rond af op één decimaal.


  1 937 845 = 
Deze zijn over :
x 108
x 107
x 106
x 105
2,0
1,94
1,93
1,9

Slide 7 - Sleepvraag


2,9 x 105  = ....... 
A
2 900 000
B
2,90000
C
290 000
D
0,290000

Slide 8 - Quizvraag

Eenheden van tijd

Slide 9 - Tekstslide

Zet de tijdseenheden op de juiste plek
365 of 366 dagen = ... 
1 jaar = 52 .... 
1 jaar = ...
1 jaar = 4 ....
29, 30 of 31 dagen = ...
12 maanden
1 jaar
kwartalen
weken
maand

Slide 10 - Sleepvraag

Zet de tijdseenheden op de juiste plek
60 sec = ...
24 uur= ...
60 minuten = ...
15 minuten = ...
3 maanden
1 minuut

1 kwartaal
1 kwartier
1 uur

dag of etmaal = ...

Slide 11 - Sleepvraag

Hoeveel weken zit er in een kwartaal
A
12
B
52
C
13
D
26

Slide 12 - Quizvraag

125 minuten = .....uren en ..... minuten

Slide 13 - Open vraag

220 seconden = .....minuten
en ..... seconden

Slide 14 - Open vraag

13,9 uren = ....uren en .... minuten

Slide 15 - Open vraag

5,6 jaren = ....jaren en .... dagen

Slide 16 - Open vraag

Opdacht
Janneke gaat op de fiets naar heer vriendin.
Ze heeft om 11:00 uur met haar afgesproken. Ze fietst 12 km.
Ze vertrekt om 10:18 uur.
Janneke fietst gemiddeld 16 km per uur.
Is Janneke op tijd bij haar vriendin?

Slide 17 - Tekstslide

Is Janneke op tijd bij haar vriendin?
Geef ook je berekening.
Opdracht
Janneke gaat op de fiets naar heer vriendin.
Ze heeft om 11:00 uur met haar afgesproken. Ze fietst 12 km.
Ze vertrekt om 10:18 uur.
Janneke fietst gemiddeld 16 km per uur.
Is Janneke op tijd bij haar vriendin?

Slide 18 - Open vraag

Eenheden van snelheid

Slide 19 - Tekstslide

Eenheden van snelheid
Twee belangrijke eenheden van snelheid zijn:

  • kilometer per uur      km/u

  • meter per seconde    m/s

Slide 20 - Tekstslide

Omrekenen - eenheden van snelheid

Slide 21 - Tekstslide

Snelheid omrekenen
van m/s ---> km/h
A
x 3,6
B
x 3600
C
: 3,6
D
: 3600

Slide 22 - Quizvraag

14 m/s=
A
3,9 km/u
B
50,4 km/u

Slide 23 - Quizvraag

De snelheid van een auto is 108 km/h.
Hoe groot is de snelheid in m/s?
A
389 m/s
B
10,8 m/s
C
30 m/s
D
38,9 m/s

Slide 24 - Quizvraag

Je fietst 12,6 km/uur, hoeveel m/s is dat?

Slide 25 - Open vraag

Opdrachten maken

Maak opdracht 52, 53, 55 t/m 60

Lastig? Laat het weten, dan help ik je verder.
Klaar? Nakijken &  de eerste paragrafen alvast herhalen voor het schoolexamen.

Slide 26 - Tekstslide