Les 1: beeldspraak, vergelijking/metafoor/personificatie

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

• Telefoon in de telefoontas;
• Ga zitten op je eigen plek;
• Pak je spullen voor je;

• Stilte.

Wat gaan we doen?

- Huiswerk bespreken en nakijken

- Uitleg

- Aan de slag

- Gedicht bespreken

- Huiswerk en afsluiting

Huiswerk bespreken

Opdracht 1 (blz. 60) 

Huiswerk nakijken

Opdracht 1, 2 en 4 (blz. 60 en 61) 

Lesdoel

• Je weet wat vergelijkingen, metaforen en personificaties zijn.

Beeldspraak = het spreken in beelden (figuurlijk taalgebruik)

Bij een vergelijking worden object en beeld met elkaar vergeleken 

Het ijs is zo glad als een spiegel.

      object                                 beeld

Bij een metafoor wordt het object vervangen door het beeld. 

1. Wij schaatsen over de spiegel.

Bij een personificatie geef je een voorwerp, plant, dier of abstract begrip menselijke eigenschappen.

1. De mist gumt alles boven de grasvlakte uit.
   
2. De bomen fluisteren in het ochtendbriesje.

Aan de slag

Wat: Maak het werkblad

Hoe: Zelfstandig of in tweetallen

Tijd: 8 minuten

Beelden van Zadkine stonden moeders daar 

babies boven de springvloed uit te beuren. 

Zonen zagen hun vaders medesleuren; 

wat wordt een ouder in je handen zwaar; 

de schuren van de boerderijen scheuren. 

Ratten en mensen klommen door elkaar. 

Een kind zat om haar dode pop te zeuren 

en was het ogenbliklijk zelf nog maar.

Het water steeg tegen het vee omhoog.

De koppen groeiden van geluid en dood.

Het wurgde zich; de balg ondersteboven.

Kippen vlogen als sneeuw de golven over.

Padvinders vonden later, vals en droog,

katten in bomen; een portret, een brood.

Lesdoel

• Je weet wat vergelijkingen, metaforen en personificaties zijn.

Huiswerk

- Leren: Theorie op blz. 24 en 54