Cursus 7-§5-Tussenletters in samenstellingen-vwo 2



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les
Ca. 15 minuten stil lezen
Kleine terugblik m.b.v. een filmpje en vragen
Start nieuw onderwerp
Huiswerk bespreken

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Jas over de stoel,IPad in de tas
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les
Ca. 15 minuten stil lezen
Kleine terugblik m.b.v. een filmpje en vragen
Start nieuw onderwerp
Huiswerk bespreken

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Jas over de stoel,IPad in de tas

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?

Na deze les weet je hoe je samenstellingen met en zonder tussenletter spelt


Eerst even een terugblik naar de vorige les d.m.v. een filmpje


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Als je twee woorden aan elkaar plakt, maak je een samenstelling: deur + kruk = deurkruk. Soms moet je tussen die twee woorden tussenletters toevoegen: (e)n, e of s.
Zo bepaal je of je een (e)n of e moet toevoegen
Als het linkerdeel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op en heeft, schrijf je en of n tussen de delen: (huis – huizen) huizenblok, (leeuw – leeuwen) leeuwendeel, doventaal, ziekenhuis.

Slide 5 - Tekstslide

Schrijf een e in deze gevallen:
Het linkerdeel heeft geen meervoud: rijstepap.
Het linkerdeel verwijst naar iets waar er maar één van is: zonnewijzer, manestraal.

Het linkerdeel heeft (soms naast een meervoud op en) een meervoud op s: (aspirine – aspirines) aspirinebuisje, (breedte – breedten/breedtes) breedtegraad.

Het linkerdeel is geen zelfstandig naamwoord: jokkebrok (het linker deel verwijst naar een werkwoord), rodekool (het linker deel is een bijvoeglijk naamwoord).
Het linkerdeel versterkt een bijvoeglijk naamwoord: stekeblind

Slide 6 - Tekstslide

Zo bepaal je of je een s moet toevoegen
Als je in een samenstelling een s hoort, dan schrijf je die ook:
– moederskindje, wetsartikel.
Soms begint het rechterdeel van de samenstelling met een s-klank. Dan hoor je niet of er een tussen-s moet staan. Vervang dan het rechterdeel door een woord dat niet met een s-klank begint. Schrijf de s alleen als je hem bij de vervanging hoort:
– personeelschef, want personeelsfeest; schildersschool, want schildersezel.
Maar: bioscoopstoel, want bioscoopfilm.


Bekijk/gebruik deze website:

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Slide 9 - Video

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 10 - Tekstslide

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten.
Zet het iedere keer zo in je schrift:
cursus-C-paragraaf-§---bladzijde-blz.---opdracht-opdr.

Staat er: omcirkel, vul in, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. 
Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 12 - Tekstslide

Voordat je begint , bekijk je goed de theorie op blz. 256

Maken:  Cursus 7 koppelteken en weglatingsstreepje     §5 blz. 256

opdr. 1 t/m 5 blz. 256
Maak alles in je schrift


 




Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide