Les 5 van spelling algemeen

Nederlands 10-04
- lASSo 2 herhalen
- lASSo1 lezen
- lASSo2 herhalen
- zelfstandig werken
- huiswerkcontrole

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Nederlands 10-04
- lASSo 2 herhalen
- lASSo1 lezen
- lASSo2 herhalen
- zelfstandig werken
- huiswerkcontrole

Slide 1 - Tekstslide


Hoe gaat het met je? 
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Doel van de les
lASSo1: Ik weet hoe ik verkleinwoorden van woorden moet spellen en ik kan dit toepassen in de opdrachten. 

lASSo2: Ik weet wanneer ik een tussenletter moet plaatsen in een samenstelling en welke tussenletter dit moet zijn. Ik kan dit toepassen in de opdrachten.


Slide 3 - Tekstslide

Tussenletters in samenstellingen
Als je twee woorden aan elkaar plakt, maak je een samenstelling: tafel + poot = tafelpoot. 
Soms moet je tussen die twee woorden tussenletters toevoegen: (e)n, e of s.

Zo bepaal je of je een s moet toevoegen
- Als je in een samenstelling een s hoort, dan schrijf je die ook: onweersbui, moederskindje.

- Soms begint het rechterdeel van de samenstelling met een s-klank. Dan hoor je niet of er een tussen-s moet staan. Vervang dan het rechterdeel door een woord dat niet met een s-klank begint. Schrijf de s alleen als je hem bij de vervanging hoort:  kapperszaak, want kappersopleiding & spelerssalaris, want spelersbus.
Maar: sportschool, want sportwedstrijd.

Slide 4 - Tekstslide

Tussenletters in samenstellingen
Zo bepaal je of je (e)n  moet toevoegen:
- Als het linkerdeel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op en heeft, schrijf je en of n tussen de delen: lampenkap, stoelendans, blindenstok, ziekenhuis.


Slide 5 - Tekstslide

Tussenletters in samenstellingen
Schrijf een e in deze gevallen:
- Het linkerdeel heeft geen meervoud: rijstebrij.
- Het linkerdeel verwijst naar iets waar er maar één van is: zonnescherm, maneschijn.
- Het linkerdeel heeft (ook) een meervoud op s: horlogebandje (horloges), groentesoep 
- Het linkerdeel is geen zelfstandig naamwoord: brekebeen (het linkerdeel verwijst naar een werkwoord), hogeschool, dovenetel (het linkerdeel is een bijvoeglijk naamwoord).
- Het linkerdeel versterkt een bijvoeglijk naamwoord: reuzeleuk.

Slide 6 - Tekstslide

Zwijn + stal

Slide 7 - Open vraag

groente + soep

Slide 8 - Open vraag

beer + leuk

Slide 9 - Open vraag

spin + web

Slide 10 - Open vraag

tarwe + brood

Slide 11 - Open vraag

koek + pan

Slide 12 - Open vraag

Goed geschreven
Fout geschreven
schapewol
stekeblind
zonnesteek
heremode
erwtesoep
garagedeur

Slide 13 - Sleepvraag

lASSo 2
Spelling paragraaf 5 opdracht 1 t/m 4 (blz. 256/257)

Slide 14 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Van een zelfstandig naamwoord kun je een verkleinwoord maken door er -je, -pje, -tje of -etje achter te zetten:
rand – randje
scherm – schermpje
varken – varkentje
ring – ringetje. 

Soms moet je een medeklinker verdubbelen: gum – gummetje.

Slide 15 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Let goed op:
1. Bij woorden die eindigen op ng, komt soms etje (kring – kringetje); soms wordt de g een k: paling – palinkje.
2. Bij woorden die eindigen op de klinkers a, é, o en u wordt de klinker verdubbeld:
pizza – pizzaatje; coupé – coupeetje; foto – fotootje; accu – accuutje.
3. Bij woorden op i verandert de i in ie: kiwi – kiwietje.
4. Bij woorden op medeklinker + y komt een apostrof: party – party’tje
 --> maar als er een klinker voor de y staat, komt er geen apostrof: smiley – smileytje.
5. Bij afkortingen komt een apostrof: pc – pc’tje.
6. Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang: gat – gaatje.

Slide 16 - Tekstslide

Maak verkleinwoorden van onderstaande woorden:
A4 , colbert, dienblad, display

Slide 17 - Open vraag


Een verkleinwoord is altijd een ..... ?
A
bijvoeglijk naamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
lidwoord

Slide 18 - Quizvraag

Verkleinwoorden: welke zijn goed geschreven?
A
harinkje - omaatje - cafeetje
B
haringetje - omaatje - cafeetje
C
harinkje - omaatje - cafétje
D
harinkje - oma'tje - cafétje

Slide 19 - Quizvraag

Verkleinwoorden: welke is goed geschreven?
A
musea
B
museumpje
C
museumtje
D
museum'pje

Slide 20 - Quizvraag

Verkleinwoorden: Welke is goed geschreven?
A
colaatje
B
cola'tje
C
cola-tje

Slide 21 - Quizvraag

Verkleinwoorden: welke is goed geschreven?
A
tostietje
B
tosti'tje
C
tostie'tje
D
tostitje

Slide 22 - Quizvraag

Aan de slag!
Huiswerk voor woensdag: 
lASSo1: 
 Maak van spelling paragraaf 4 opdracht 1 t/m 3 (blz. 251) + nakijken
Klaar? Online spelling paragraaf 4 opdracht 4 en 5

lASSo2: 
Spelling paragraaf 5 opdracht 1 t/m 4 (blz. 256/257) + nakijken



Slide 23 - Tekstslide

lASSo1: Ik weet hoe ik verkleinwoorden van woorden moet spellen en ik kan dit toepassen in de opdrachten.
lASSo2: Ik weet wanneer ik een tussenletter moet plaatsen in een samenstelling en welke tussenletter dit moet zijn. Ik kan dit toepassen in de opdrachten.
010

Slide 24 - Poll