Kritisch lezen

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Wat doen we vandaag?

1. Lezen + toets plannen

2. Terugblik

3. Tekst kiezen: zelfstandig werken

4. Afsluiting

Wat leer/doe je deze les?

1. Je kunt kritisch lezen en beoordelen of een tekst objectief of betrouwbaar is.

Leesvaardigheid

1. Hoofdstuk 4, 5, 6 + 1, 2, 3 (herhaling)

2. Boek en schrift nodig!

3. Afsluiting: leestoets telt 2x mee

                         Leesvaardigheid h. 4, 5, 6

Nieuwe doelen                            Dit kun je al

1. Feiten, meningen en argumenten in tekst herkennen.
   
2. Kritisch lezen om te beoordelen of een tekst objectief en betrouwbaar is.
3. Uit de tekst afleiden voor welk publiek hij is geschreven.

1. Onderwerp van de tekst herkennen en benoemen.
   
2. Hoofdgedachte herkennen en benoemen.
   
3. Leesstrategieën toepassen.
   
4. Tussentitels bedenken.
   
5. Kernzin in een alinea herkennen.
   
6. Tekstverbanden en signaalwoorden herkennen.

Kies een tekst

1: Opdracht 3 "Een kijkje in je toekomst" blz. 134/135

* 

1: Opdracht 5 "De winkel als laboratorium" blz. 136/137

** lijkt meer op de toets qua vragen.

Klaar? Goed bezig! -> zelf nakijken blz. 

Weer klaar? -> Kies 3 woorden van vraag 3 en maak hier goedlopende zinnen mee!

Tijdens het lezen

Markeer moeilijke woorden (zie bord), schrijf ze in je schrift met de betekenis erachter (woordenboek online gebruiken).  

Aan de slag

1. Maak de vragen bij tekst 1 en overleg steeds in je groepje over de mogelijke antwoorden. Let op: iedereen schrijft eigen antwoorden op.

We bespreken de antwoorden na ongeveer 10 minuten.

Aan de slag

Wat? Proeftoets maken

Hoe? Met jezelf en eventueel je boek (groene theorie)

Wat daarna? Kies een opdracht van H4-6 naar keuze om extra te oefenen.

We kijken de tekst samen na.

Wat leer je deze les?

Je leert feiten, meningen en argumenten in een tekst herkennen.

- Je weet wat een feit is

- Je weet wat een mening is

- Je weet wat een argument is

Een feit kun je controleren.

1. waar
2. niet waar

Controleerbaar feit?
Ik heb gehoord dat we morgen na het vijfde uur vrij zijn.

1. Ja
2. Nee

Controleerbaar feit?
Max Verstappen heeft de Grand Prix in Spanje gewonnen.

1. Ja
2. Nee

Feit of mening?
Hij praat heel snel.

1. mening
2. feit

Feit of mening?
Uit onderzoek blijkt dat sporten gezond is.

1. feit
2. mening

Aan de signaalwoorden
'ik vind, volgens mij, lijkt mij'
herken je

1. een argument
2. een feit
3. een mening

Ik vind het nieuwe boek van Mirjam Mous heel spannend.

1. mening
2. feit

Omdat ik aan het eind van ieder hoofdstuk wilde weten hoe het afliep.

1. feit
2. mening
3. argument

Een mening herken je aan signaalwoorden: want, omdat, namelijk, immers.

1. waar
2. niet waar

Volgende les

Leesboek mee

Boek + schrift mee

Nulmeting maken (leestoets van havo 1)