In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Oefentoets H2
Slide 1 - Tekstslide
Zoek in de onderstaande zin alle persoonlijk voornaamwoorden (pvnw) en bezittelijke voornaamwoorden (bez. vnw). Schrijf de gevonden woorden op en zet de juiste woordsoort erachter.
1. Die lekkere recepten van mij gebruikt hij heel vaak om hen te verrassen.
Slide 2 - Open vraag
Zoek in de onderstaande zin alle persoonlijk voornaamwoorden (pvnw) en bezittelijke voornaamwoorden (bez. vnw). Schrijf de gevonden woorden op en zet de juiste woordsoort erachter.
2. Zij gaan ons trakteren op een patatje bij mijn favoriete snackbar.
Slide 3 - Open vraag
Tijdens de vergadering gaf ik … feedback.
Vul een bezittelijk voornaamwoord in.
Slide 4 - Open vraag
Tijdens de vergadering gaf ik … feedback.
Vul een persoonlijk voornaamwoord in.
Slide 5 - Open vraag
Wat is het voegwoord in de volgende zin:
Bart wil nu naar school, maar het regent heel erg hard.
A
maar
B
nu
C
erg
D
heel
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het voegwoord in de volgende zin:
Terwijl je in de trein zit, kun je mooi je proefwerk leren.
A
terwijl
B
mooi
C
je
D
kun
Slide 7 - Quizvraag
Bevat de volgende zin een werkwoordelijk of een naamwoordelijk gezegde?
De juf schijnt leuk te zijn.
A
WG
B
NG
Slide 8 - Quizvraag
De juf schijnt met de zaklamp.
A
WG
B
NG
Slide 9 - Quizvraag
Bijwoordelijke bepaling
Slide 10 - Tekstslide
De meeste wijnen komen uit Frankrijk.
A
De meeste wijnen
B
Komen
C
Uit Frankrijk
Slide 11 - Quizvraag
Vragend voornaamwoord
wie, wat, welke en wat voor (een)
Slide 12 - Tekstslide
Naar welke klas gaat zij na de vakantie?
A
Naar
B
Welke
C
Gaat
D
Vakantie
Slide 13 - Quizvraag
Noteer de bijwoordelijke bepaling(en) (bwb).
Waarom loopt die stoet straks door de stad?
Slide 14 - Open vraag
Zoek de bijwoordelijke bepaling...
Vorige week heeft onze roostermaker het ongelooflijke rooster online gezet.
A
vorige week
B
vorige week, het ongelooflijke rooster
C
vorige week, online
D
Vorige week, onze roostermaker
Slide 15 - Quizvraag
Zoek de bijwoordelijke bepaling...
In het Atrium en de kantine mag je sinds een paar weken niet zitten.
A
In het Atrium
B
In het Atrium en de kantine, sinds een paar weken, niet
C
In het Atrium, niet
D
In het Atrium, sinds een paar weken, niet
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?
Het vakantiewerk heeft ons vijftig euro opgeleverd.
A
het vakantiewerk
B
heeft opgeleverd
C
ons
D
vijftig euro
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?
Hij liet haar zijn website zien.
A
hij
B
liet zien
C
zijn website
D
haar
Slide 18 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?
De winnaar wordt een boekenpakket aangeboden.
A
de winnaar
B
wordt
C
een boekenpakket
D
aangeboden
Slide 19 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?
Artsen zonder grenzen hebben de slachtoffers medicijnen en dekens uitgedeeld.
A
Artsen zonder grenzen
B
hebben uitgedeeld
C
de slachtoffers
D
medicijnen en dekens
Slide 20 - Quizvraag
Is deze zin in bedrijvende of lijdende vorm? 'De kat vangt de muis.'
A
Bedrijvende vorm
B
Allebei
C
Lijdende vorm
D
Geen van beide
Slide 21 - Quizvraag
Is deze zin in bedrijvende of lijdende vorm? 'De bloemen worden geplukt door de kinderen.'
A
Lijdende vorm
B
Allebei
C
Bedrijvende vorm
D
Geen van beide
Slide 22 - Quizvraag
Is deze zin in bedrijvende of lijdende vorm? 'De muis wordt gevangen door de kat.'
A
Lijdende vorm
B
Geen van beide
C
Bedrijvende vorm
D
Allebei
Slide 23 - Quizvraag
Is deze zin in bedrijvende of lijdende vorm? 'De leraar legt de lesstof uit aan de studenten.'
A
Geen van beide
B
Lijdende vorm
C
Bedrijvende vorm
D
Allebei
Slide 24 - Quizvraag
Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Gisteren hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld.
A
we
B
hebben behandeld
C
de bijwoordelijke bepaling
D
gisteren
Slide 25 - Quizvraag
bijwoordelijke bepaling
Mijn iPad
heb
ik
het tweede uur
aan Joey
uitgeleend.
Slide 26 - Sleepvraag
Bijwoordelijke bepaling(en)
Ik
nooit
heb
gewonnen.
met de andere quizzen
Slide 27 - Sleepvraag
lijdend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
onderwerp
bijwoordelijke bepaling
werkwoordelijk gezegde
Hij
viert
zijn verjaardag
dit weekend.
inderdaad
Slide 28 - Sleepvraag
Aanwijzend voornaamwoord We hebben ... auto gewassen.
A
die
B
dit
C
deze
D
dat
Slide 29 - Quizvraag
Wat is GEEN aanwijzend voornaamwoord
A
Dat
B
Daar
C
Dit
D
Deze
Slide 30 - Quizvraag
"Waarom" is een aanwijzend voornaamwoord
A
juist
B
onjuist
Slide 31 - Quizvraag
Wat is een aanwijzend voornaamwoord?
A
die, dit
B
jouw, mijn
C
ik, jij
Slide 32 - Quizvraag
Aanwijzend voornaamwoord Ik heb ... bericht niet gelezen.
A
die
B
dit
C
deze
D
dat
Slide 33 - Quizvraag
Waar staat een aanwijzend voornaamwoord?
A
Mijn boek
B
Welke jongen
C
Mag ik naar huis?
D
Die docent
Slide 34 - Quizvraag
Wat is het aanwijzend voornaamwoord in de volgende zin: In deze klas zitten slimme leerlingen.