Grammatica woordsoorten (die/wie/dat)

Lesplanning
- 10 min. leren / lezen
- terugblik
- instructievideo lastige woordsoorten: die / dat / wie / wat / je / het
- quiz lastige woordsoorten
- huiswerk maken: alle opdrachten lastige woordsoorten
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning
- 10 min. leren / lezen
- terugblik
- instructievideo lastige woordsoorten: die / dat / wie / wat / je / het
- quiz lastige woordsoorten
- huiswerk maken: alle opdrachten lastige woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Benoem de goede woordsoort.
Wie hebben meer over voor geld, mannen of vrouwen? Mannen!
A
Aanw. vnw.
B
Betrk. vnw. (m.i.a.)
C
Vr. vnw.
D
Os. vgw.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een 'vaste tekststructuur'?
A
Logische opeenvolging van alinea's met vaste functies
B
Inleiding, middenstuk, slot
C
Standpunt, argumenten
D
Anekdote, uitleg, samenvatting

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveel vaste tekststructuren zijn er?
A
7
B
5
C
9
D
8

Slide 5 - Quizvraag

Tekststructuur van een betoog:
A
voor- en nadelen
B
standpunt-argument
C
beschrijving
D
verklaring

Slide 6 - Quizvraag

wat is géén tekststructuur
A
aspectenstructuur
B
verleden-heden-toekomsstructuur
C
beoordelingsstructuur
D
verklaringsstructuur

Slide 7 - Quizvraag

paradox
litotes
eufemisme
understatement
hyperbool
Ik heb eeuwen op je gewacht gisteren.

Dat meisje ziet er OK uit.

Dat lijkt me niet onverstandig. 
Hij is even niet betrokken bij het arbeidsgebeuren  
Het grote constante in het leven is verandering

Slide 8 - Sleepvraag

Wat is geen verwijswoord?
A
ze
B
deze
C
zeker
D
zij

Slide 9 - Quizvraag

Het, dit, dat zijn verwijswoorden. Ze verwijzen naar:
A
de-woord enkelvoud
B
het-woord enkelvoud
C
woorden in het meervoud
D
een hele zin of een deel van een zin

Slide 10 - Quizvraag

Hij, die, deze, zijn
zijn verwijswoorden voor een...
A
mannelijk de-woord meervoud
B
vrouwelijk de-woord enkelvoud
C
mannelijk de-woord enkelvoud
D
onzijdig het-woord enkelvoud

Slide 11 - Quizvraag

Wat zijn verwijswoorden?
A
Een woord dat een schuldige aanwijst
B
Een groepje woorden.
C
Een woord dat verwijst naar een ander woord of stukje tekst.
D
Een woord dat gebruikt wordt om de tekst beter leesbaar te maken.

Slide 12 - Quizvraag

Een verwijswoord kan verwijzen naar:
A
één woord
B
een paar woorden
C
antwoord A, B en D zijn goed
D
een hele zin

Slide 13 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het kind'?
A
dat, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 14 - Quizvraag

Lesdoel
- je leert over lastige te benoemen woordsoorten en kunt deze woordsoorten benoemen bij de opdrachten. 

Slide 15 - Tekstslide

Benoem de goede woordsoort.
Men zegt dat het methaangas dat koeien uitstoten, een milieuprobleem vormt.
A
Aanw. vnw.
B
Betrk. vnw. (m.i.a.)
C
Vr. vnw.
D
Os. vgw.

Slide 16 - Quizvraag

Benoem de goede woordsoort.
Men zegt dat het methaangas dat koeien uitstoten, een milieuprobleem vormt.
A
Aanw. vnw.
B
Betrk. vnw. (m.i.a.)
C
Vr. vnw.
D
Os. vgw.

Slide 17 - Quizvraag

Benoem de goede woordsoort.
Wist je dat patat eten ongezond is? Het bevat de stof solanine en die is giftig.
A
Aanw. vnw.
B
Betrk. vnw. (m.i.a.)
C
Vr. vnw.
D
Os. vgw.

Slide 18 - Quizvraag

Benoem de goede woordsoort.
Wist je dat patat eten ongezond is? Het bevat de stof solanine en die is giftig.
A
Aanw. vnw.
B
Betrk. vnw. (m.i.a.)
C
Vr. vnw.
D
Os. vgw.

Slide 19 - Quizvraag

Benoem de goede woordsoort.
Bij dat vuurwerk stonden veel Hagenaars die genoten van de show.
A
Aanw. vnw.
B
Betrk. vnw. (m.i.a.)
C
Vr. vnw.
D
Os. vgw.

Slide 20 - Quizvraag

Benoem de goede woordsoort.
Bij dat vuurwerk stonden veel Hagenaars die genoten van de show.
A
Aanw. vnw.
B
Betrk. vnw. (m.i.a.)
C
Vr. vnw.
D
Os. vgw.

Slide 21 - Quizvraag

Benoem de goede woordsoort.
Wie denkt dat de wereld zonder mannen beter af is, heeft het mis. Dat is zeker.
A
Aanw. vnw.
B
Betrk. vnw. (m.i.a.)
C
Vr. vnw.
D
Os. vgw.

Slide 22 - Quizvraag

Benoem de goede woordsoort.
Wie denkt dat de wereld zonder mannen beter af is, heeft het mis. Dat is zeker.
A
Aanw. vnw.
B
Betrk. vnw. (m.i.a.)
C
Vr. vnw.
D
Os. vgw.

Slide 23 - Quizvraag

Benoem de goede woordsoort.
Wie denkt dat de wereld zonder mannen beter af is, heeft het mis. Dat is zeker.
A
Aanw. vnw.
B
Betrk. vnw. (m.i.a.)
C
Vr. vnw.
D
Os. vgw.

Slide 24 - Quizvraag

Benoem de goede woordsoort.
Wie van jullie gaat er naar dat toneelstuk, dat in de Stadsschouwburg speelt?
A
Aanw. vnw.
B
Betrk. vnw. (m.i.a.)
C
Vr. vnw.
D
Os. vgw.

Slide 25 - Quizvraag

Benoem de goede woordsoort.
Wie van jullie gaat er naar dat toneelstuk, dat in de Stadsschouwburg speelt?
A
Aanw. vnw.
B
Betrk. vnw. (m.i.a.)
C
Vr. vnw.
D
Os. vgw.

Slide 26 - Quizvraag

Benoem de goede woordsoort.
Wie van jullie gaat er naar dat toneelstuk, dat in de Stadsschouwburg speelt?
A
Aanw. vnw.
B
Betrk. vnw. (m.i.a.)
C
Vr. vnw.
D
Os. vgw.

Slide 27 - Quizvraag