In deze les zitten 31 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Huiswerk
Doornemen paragraaf 6.2
Maken de opdrachten van deze paragraaf
Slide 1 - Tekstslide
Zijn er vragen over het huiswerk?
Slide 2 - Open vraag
1. Voordeel windmolens:
Het is milieuvriendelijker
Slide 3 - Tekstslide
2. Nadeel van stroom van windmolens:
Een grote kolencentrale produceert evenveel elektriciteit als honderden windmolens.
Windmolens betekenen dus een grotere aanslag op het landschap (horizonvervuiling).
Ook meer geluidsoverlast en lichtvervuiling.
Slide 4 - Tekstslide
3a. Welvarender met oude fiets
Een persoon heeft een hoge welvaart als hij goed in staat is om zijn behoefte aan goederen en diensten te bevredigen.
Mensen hebben niet allemaal dezelfde behoeften.
De ene persoon voorziet met een oude fiets beter in zijn behoefte dan een ander met een dure auto.
Slide 5 - Tekstslide
3b. Welvaart stijgt als je meer kunt kopen
Het ligt voor de hand dat mensen de goederen kopen waarvan ze denken dat deze hun behoeften bevredigen.
Hoe meer ze kunnen kopen, hoe hoger hun welvaart.
Slide 6 - Tekstslide
4a. Verkoopprijs € 20,-
Bij de P=20 ligt het evenwicht tussen vraag en aanbod.
Slide 7 - Tekstslide
4b. Hoeveel consumenten kopen een dvd?
3.000 consumenten
Slide 8 - Tekstslide
4c. Voor een prijs van € 40,-
Hadden 2.000 consumenten nog een dvd gekocht
Slide 9 - Tekstslide
4d. Minimale besparing
2.000 klanten betalen minimaal € 20,- minder
Dus € 40.000,-
Slide 10 - Tekstslide
4e. Voor € 60,-
Hadden 1.000 consumenten de dvd ook nog willen kopen.
Slide 11 - Tekstslide
4f. Conclusie mag worden getrokken
Veel consumenten hadden een veel hogere prijs willen betalen.
Zij profiteren van de ruil van € 20,- in ruil voor de dvd.
Slide 12 - Tekstslide
5a. Bij een prijs van € 60,-
worden er 1.000 stuks aangeboden
Slide 13 - Tekstslide
5b. Consumenten hebben in situatie B minder voordeel
De prijs in situatie B is veel hoger. Er zijn maar weinig consumenten die een hogere prijs hadden willen betalen.
Veel consumenten haken af, omdat ze deze prijs niet willen betalen.
Slide 14 - Tekstslide
5c. Conclusie
De welvaart van de consument daalt, als de prijzen stijgen
Slide 15 - Tekstslide
5d. Vooral aanbieders profiteren
Bij een prijs van 40 is het aanbod ongeveer 800
Deze 800 (van de 1.000) stuks worden dus ook bij een lagere prijs aangeboden.
De aanbieders van deze 800 stuks profiteren dus van de hogere prijs van 60.
Slide 16 - Tekstslide
6. Externe effecten
a kunstmest die het grondwater vervuilt
e water uit de haven wat ook koelwater is
f inwoners uit een flat die uitkijken op het stadion
g skyline van flats aan de rand van een natuurgebied
Slide 17 - Tekstslide
7a. Extern effect
De aardbevingen heben niet alleen gevolgen voor de aardgasproducent zelf, maar ook voor anderen. Namelijk de mensen die in de omgeving wonen.
Slide 18 - Tekstslide
7b. Positief extern effect
De gaswinning in Groningen zorgt voor werkgelegenheid; de werkloosheid neemt af. Er hoeven minder werkloosheidsuitkeringen worden uitbetaald en de belastingen en premies kunnen omlaag. Hij profiteert vrijwel iedereen van, niet alleen de aardgasproducent zelf.
Slide 19 - Tekstslide
8a. Toename CO2 uitstoot
Er zijn veel meer auto's bijgekomen, er worden veel meer goederen vervoerd.
Dit heeft het effect van een accijnsverhoging tenietgedaan.
Slide 20 - Tekstslide
8b. Afname CO2 uitstoot
in de energiesector komt door de ingebruikname van windmolens en de sluiting van kolencentrales.
Slide 21 - Tekstslide
8c. Conclusie?
Nee, je kunt niet concluderen dat de energiesector minder negatieve effecten veroorzaakt.
Als de afname van CO2-uitstoot veroorzaakt wordt door het meer in gebruikmaken van windenergie, wordt de afname van CO2 als negatief effect in meer of mindere mate gecompenseerd door de toename van de overlast van de windmolens. Het saldo van deze effecten is onbekend.
Slide 22 - Tekstslide
8d. Verklaring afname uitstoot huishoudens en
kantoren
Betere isolatie van huizen en kantoren, waardoor de verwarming minder energie kost.
Slide 23 - Tekstslide
9a. Toegansprijs
In de grafiek staat TO = 20Q
De prijs is dus € 20,-
Bij 100.000 toeschouwers is de omzet € 2 miljoen
Slide 24 - Tekstslide
9b. Nieuwe prijs na voorstel penningmeester
De persoonscontrole kost € 0,50 extra per kaartje.
De algemene controle kost 250.000/(20x25.000) = € 0,50 extra.
In totaal dus € 1,- extra.
Nieuwe prijs is dus € 21,-
Slide 25 - Tekstslide
9c. Negatieve effecten nemen af?
Ja, want de maatschappelijke kosten worden nu bedrijfskosten waarvoor de klant betaalt. Het is dus geen (negatief) extern effect meer.
Slide 26 - Tekstslide
9d. Verschil burgemeester en gemeenteraadslid
Enerzijds stijgt de welvaart door de afgenomen negatieve effecten. Anderzijds daalt de welvaart omdat toeschouwers duurder uit zijn voor hetzelfde product.
De burgemeester vindt het eerste effect sterker; het gemeenteraadslid het tweede.
Slide 27 - Tekstslide
Kijkvragen
1. Wie is de baas in de gemeente?
2. Wie kiest de 1e kamer?
3. Uit welke 2 groepen bestaat het ''kabinet''?
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Video
Maken
blz 14. vr 4
extra uitdaging:
Hoe werkt het bestuur van Nederland? Zie laaste 11 slides van deze diareeks