kwaliteits eisen meel&bloem en Eieren

verdieping bakkerij grondstoffen
Kwaliteits kenmerken van:
  • Meel & Bloem
  • Eieren
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verdieping Bakkerij GrondstoffenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

verdieping bakkerij grondstoffen
Kwaliteits kenmerken van:
  • Meel & Bloem
  • Eieren

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
De student weet wat de kwaliteits kenmerken zijn van meel, bloem en eieren
De student kan van verschillende producten kwaliteitskenmerken omschrijven / benoemen

Slide 2 - Tekstslide

Hoe bij meel en bloem?

  • Amylograaf
  • Valgetal
  • Glutenbepaling
  • Asgehalte

Slide 3 - Tekstslide

Hoe bij Eieren?
  • Schouwen
  • Zweven
  • Schudden
  • Breken

Slide 4 - Tekstslide

Amylograaf
Amylo = zetmeel
graaf = schijver
Dus de zetmeelschrijver. Schrijft de verstijfselingstemperatuur van zetmeel in een grafiek

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Gluten meting

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Valgetal
Ook wel Hakberg Perten
Afbraak proces door enzymwerking
Oa belangrijk ivm kleuring tijdens het bakken

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Wat wordt er gemeten bij meel en bloem?

Slide 11 - Woordweb

Waarom belangrijk?
  • Koolhydraat samenstelling en zetmeelkwaliteit
  • Eiwitgehalte en kwaliteit
  • Vezelstofgehalte
  • Vochtgehalte
  • Waterbindend vermogen
  • Melange
  • Toevoegingen
  • Valgetal
Met deze informatie door testen, weten wij als bakker welk product er gemaakt kan worden met de bepaalde meel / bloem soort.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Eieren
Door de code op het ei kun je zien wat voor eieren het zijn.​ 
Code 0 = biologisch ei (max. 6 hennen per 1m2 stal en buiten geldt, per hen 4m2)​ 
Code 1 = vrije uitloop ei (deze hennen worden gekweekt in een stal, maar kunnen de hele dag naar buiten ong. 2,5 m2 per hen)​ 
Code 2 = scharrelei, deze kippen worden in een stal gehouden en komen niet buiten. Wel zijn er voldoende legnesten en zitstokken. Max. 9 hennen per m2.​ 
Code 3 = kooieieren, oftewel “legbatterijei”, deze hennen leven in een kooi van 0,055 m2. komen nooit buiten

Slide 14 - Tekstslide

Eieren kwaliteitsklassen
Kwaliteitsklassen ​ 
Onder kwaliteitsklasse A, verse eieren, verstaat men eieren die:​ 
  • boven de 8°C. bewaard zijn​ 
  • een onbeweeglijke luchtkamer hebben die niet dieper is dan 6 mm​ 
  • een schone onbeschadigde schaal hebben​ 
  • een helder, doorschijnend en geleiachtig vast eiwit bevatten, dat vrij van vreemde verkleuringen is​ 
  • bij schouwing nog een vaag zichtbare dooier bevatten zonder duidelijk ontwikkelde kiem​ 
  • geen afwijkende smaak of geur bezitten​ 
  • Klasse B en C eieren worden in de voedingsmiddelen-industrie verwerkt in koekjes, gebak, mayonaise e.d.

Slide 15 - Tekstslide

Kwaliteit en versheid meten
 
Schouwen ​ 
​ 
→ eieren tegen sterk lamplicht houden en bij doorvallend licht bekijken. Deze methode wordt het meest toegepast. ​ 
​ 
Zweven ​ 
→ zweven of zinken in waterbad. ​ 
​ 
Schudden​ 
→ beluisteren of de ei-inhoud tegen de wand aanslaat. Is dat het geval, dan zijn de hagelsnoeren slap zoals bij niet verse eieren het geval is. ​ 
​ 
Breken​ 
→ nagaan of het eiwit "dik" of "slap" is. Een vers ei heeft "dik" eiwit. ​ 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Meel is een maalproduct dat wordt verkregen door de vermaling van de gehele graankorrel
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quizvraag

Welk klimaat wordt hier omschreven? Hete zomers, strenge winters, regen in voor en najaar
A
landklimaat
B
zeeklimaat

Slide 19 - Quizvraag

In welk klimaat krijg je de beste kwaliteit graankorrel voor broodbereiding?
A
landklimaat
B
zeeklimaat

Slide 20 - Quizvraag

de koolhydraten uit granen zijn voornamelijk zetmeel, cellulose en suikers?
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Het waterbindend vermogen van de zetmeelkorrels neemt van buiten naar binnen af
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quizvraag

Eiwit gehalte neemt van binnen naar buiten toe
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Eiwitkwaliteit neemt van binnen naar buiten toe
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Tijdens de fotosynthese wordt uit de opgenomen stoffen …….. gemaakt
A
kooldioxide en zuurstof
B
zetmeel en zuurstof
C
glucose en zuurstof
D
glucose en kooldioxide

Slide 25 - Quizvraag

Wat is GEEN kenmerk van glucose?
A
het is een suiker
B
het smaakt zoet
C
het bind water
D
het lost gemakkelijk op in water

Slide 26 - Quizvraag

wat is geen enkelvoudige suiker?
A
glucose
B
fructose
C
cellulose

Slide 27 - Quizvraag

wat is geen tweevoudige suiker?
A
lactose
B
zetmeel
C
maltose
D
sacharose

Slide 28 - Quizvraag

Maak de 10 vragen over kwaliteit

Slide 29 - Tekstslide