Verder zijn er nog hulpwerkwoorden. Ze komen voor in elke zin met meer dan één werkwoord en ‘helpen’ om het gezegde te maken. Enkele voorbeelden: hebben, zijn, worden, zullen, kunnen, mogen, moeten. In een zin met meerdere werkwoorden, is de pv altijd een hww.
Jan is naar school gefietst.
Joep heeft een boek geschreven.