Cursus 1 §3 mening, argument en conclusie

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

  • Herhaling vorige les
  • Kennen kunnen
  • Mening, argument en conclusie
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een oorzaak-gevolg-verband?
A
Er gebeurt iets waar je geen invloed op hebt.
B
Je kiest voor een bepaald gevolg.
C
Voordat je iets krijgt, moet je eerst ergens aan voldoen.
D
Je hebt iets ergs meegemaakt.

Slide 4 - Quizvraag

Welk signaalwoord past in de zin:
.... er verkiezingen komen, presenteren de partijen zich aan de kiezers.

A
Nadat
B
Voordat
C
Eerst
D
Want

Slide 5 - Quizvraag

Welk verband herken je in de laatste zin van alinea 3?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologisch
D
toelichtend

Slide 6 - Quizvraag

Soms geeft de docent op vrijdag huiswerk voor maandag, waardoor mijn weekendplannen in het water vallen.
A
Redengevend
B
Concluderend
C
Oorzaak-gevolg
D
Toelichtend

Slide 7 - Quizvraag

De docent is vandaag ziek. De les gaat dus niet door.
A
Redengevend
B
Concluderend
C
Oorzaak-gevolg
D
Toelichtend

Slide 8 - Quizvraag

  • Mening
  • Argument
  • Conclusie
  • Meningen, argumenten, en conclusies herkennen in teksten.
  • Zelf argumenten schrijven voor in een sollicitatiebrief. 

Slide 9 - Tekstslide

Filmpje met uitleg 
(2,5 minuut)

Luister goed mee!

Slide 10 - Tekstslide

Mening
Een mening of standpunt is een uitspraak over wat iemand ergens van vindt of hoe iemand ergens over denkt. 

Met een mening of standpunt kun je het eens of oneens zijn.

 
Aan deze signaalwoorden herken je een mening: ik vind, volgens mij, naar mijn mening, ik denk.

Bijvoorbeeld: Maaike vindt dat werken achter de kassa erg leuk is.

Slide 11 - Tekstslide

Argument
Een uitleg bij je mening noem je een argument. Met een argument geef je een of meer redenen aan waarom je een bepaalde mening hebt.

Argumenten herken je aan signaalwoorden zoals: want, omdat, namelijk, immers, aangezien.

Bijvoorbeeld: Ik vind het fijn als de schooldag kort is (mening), want dan houd je meer tijd over om zelf leuke dingen in te plannen. (argument)

Slide 12 - Tekstslide

Conclusie
Na de meningen en alle argumenten trekt de schrijver aan het eind van een tekst vaak een conclusie. Een conclusie is een soort eindoordeel na alle informatie bij het standpunt.

Je herkent een conclusie aan signaalwoorden als: dus, concluderend, dat betekent.

Bijvoorbeeld: Je kunt het best na het mbo ook nog hbo doen, want dat vergroot je kans op een leuke baan die bij je past. Dat betekent dat je het beste nog even door kunt gaan met leren.

Slide 13 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?
Mening
Ik vind...., volgens mij......
Argument
want....., omdat ...........
Conclusie
Dus....., al met al

Slide 14 - Tekstslide

Ik vind de Gamma een slechte winkel.
A
argument
B
mening
C
conclusie

Slide 15 - Quizvraag

, omdat hun gereedschap zomaar kapot gaat.
A
argument
B
mening
C
conclusie

Slide 16 - Quizvraag

Dus omdat ze daar geen kwaliteit leveren, ga ik er niet meer naar toe.
A
argument
B
mening
C
conclusie

Slide 17 - Quizvraag

Sollicitatie-
formulier

Slide 18 - Tekstslide

  • Wat: Maak opdracht 1 en 2 blz. 17/18
  • Hoe: individueel
  • Hulp: lesboek, mevrouw de Vries
  • Tijd: 15 min
  • Uitkomst: bespreken/nakijken
  • Klaar?: vul het sollicitatieformulier van de AH netjes in.
timer
15:00

Slide 19 - Tekstslide

Waarom heb je argumenten nodig
als je gaat solliciteren?

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

  • Herhaling vorige les
  • Kennen kunnen
  • Opdracht 3 maken
  • Zelfstandig werken
  • Stellingen

Slide 23 - Tekstslide

Ik vind de Gamma een slechte winkel.
A
argument
B
mening
C
conclusie

Slide 24 - Quizvraag

, omdat hun gereedschap zomaar kapot gaat.
A
argument
B
mening
C
conclusie

Slide 25 - Quizvraag

Dus omdat ze daar geen kwaliteit leveren, ga ik er niet meer naar toe.
A
argument
B
mening
C
conclusie

Slide 26 - Quizvraag

Waarom heb je argumenten nodig
als je gaat solliciteren?

Slide 27 - Open vraag

  • Mening
  • Argument
  • Conclusie
  • Meningen, argumenten, en conclusies herkennen in teksten.
  • Zelf argumenten schrijven voor in een sollicitatiebrief. 

Slide 28 - Tekstslide

Fragment NOS op 3
Opdracht 4 maken
+
Bespreken

Slide 29 - Tekstslide

  • Wat: Maak opdracht 4 en 5 blz. 20 t/m 21
  • Hoe: individueel
  • Hulp: lesboek, mevrouw de Vries
  • Tijd: 15 min
  • Uitkomst: bespreken/nakijken
  • Klaar?: Maak opdracht 4. Haal daarna het blad met stellingen op en schrijf je eigen argumenten daarbij op. 
timer
15:00

Slide 30 - Tekstslide

Een mening of standpunt is:

Wat iemand ergens van vindt....
A
..en het is controleerbaar.
B
..en het is niet controleerbaar.
C
..en je kunt het er mee eens of oneens zijn
D
..en je bent het er mee eens

Slide 31 - Quizvraag

Wat is een argument of reden?
A
Een uitleg waarmee je een feit verdedigt
B
Een uitleg waarmee je een mening verdedigt
C
Een uitleg waarmee je een reden verdedigt
D
Iets wat je moet controleren

Slide 32 - Quizvraag

In welke zin staat een argument dat herkenbaar is aan een signaalwoord
A
Ik heb geen zin in het feest; ik ben moe
B
Omdat ik moe ben heb ik geen zin om weg te gaan
C
Ik ben moe
D
Ik ben immers moe.

Slide 33 - Quizvraag

STELLING 1
De straf voor pestende kinderen moet worden bepaald door leerlingen uit een andere klas.

Ik vind ......, omdat ......

Slide 34 - Tekstslide

STELLING 2
De verkoop van fastfood moet worden verboden.

Ik vind ......, omdat ......

Slide 35 - Tekstslide

STELLING 3
Er moet een uniform voor leraren komen.

Ik vind ......, omdat ......

Slide 36 - Tekstslide