In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
55 m = ... hm
A
0,55
B
5,50
C
550
D
5500
Slide 1 - Quizvraag
23.000 dm = ... km
A
0,23
B
2,3
C
23
D
230
Slide 2 - Quizvraag
8,5m2=...cm2
A
850
B
8 500
C
85 000
D
850 000
Slide 3 - Quizvraag
3,4km2=...are
A
3 400
B
34 000
C
340 000
D
3 400 000
Slide 4 - Quizvraag
7.400.000mm2=...m2
A
0,74
B
7,4
C
74
D
740
Slide 5 - Quizvraag
400m2=...ha
A
0,04
B
0,4
C
4
D
40
Slide 6 - Quizvraag
55 m = ... hm
A
0,55
B
5,50
C
550
D
5500
Slide 7 - Quizvraag
23.000 dm = ... km
A
0,23
B
2,3
C
23
D
230
Slide 8 - Quizvraag
8,5m2=...cm2
A
850
B
8 500
C
85 000
D
850 000
Slide 9 - Quizvraag
3,4km2=...are
A
3 400
B
34 000
C
340 000
D
3 400 000
Slide 10 - Quizvraag
7.400.000mm2=...m2
A
0,74
B
7,4
C
74
D
740
Slide 11 - Quizvraag
400m2=...ha
A
0,04
B
0,4
C
4
D
40
Slide 12 - Quizvraag
1,23 liter = ... ml
A
1,23
B
12,3
C
123
D
1.230
Slide 13 - Quizvraag
0,5m3=...liter
A
5.000
B
500
C
500.000
D
5.000.000
Slide 14 - Quizvraag
7,5dl=...mm3
A
750
B
0,00075
C
0,075
D
750.000
Slide 15 - Quizvraag
1,23 liter = ... ml
A
1,23
B
12,3
C
123
D
1.230
Slide 16 - Quizvraag
0,5m3=...liter
A
5.000
B
500
C
500.000
D
5.000.000
Slide 17 - Quizvraag
55 m = ... hm
A
0,55
B
5,50
C
550
D
5500
Slide 18 - Quizvraag
7,5dl=...mm3
A
750
B
0,00075
C
0,075
D
750.000
Slide 19 - Quizvraag
7.3: Eenheden
Slide 20 - Tekstslide
7.3: Eenheden
Slide 21 - Tekstslide
Wat is de formule voor de oppervlakte van een driehoek?
A
opp.Δ=0,5⋅l⋅b
B
Opp.Δ=0,5⋅z⋅bh
C
Opp.Δ=l⋅b
D
Opp.Δ=z⋅bh
Slide 22 - Quizvraag
Wat is de oppervlakte van de driehoek hiernaast?
A
64,5dm2
B
129dm2
C
6,45m2
D
645dm2
Slide 23 - Quizvraag
Wat is de oppervlakte van de driehoek hiernaast?
A
6cm2
B
7,5cm2
C
10cm2
D
60cm2
Slide 24 - Quizvraag
Wat is de formule voor de oppervlakte van een parallellogram?
A
opp.parallellogram=21⋅l⋅b
B
opp.parallellogram=21⋅z⋅bh
C
opp.parallellogram=l⋅b
D
opp.parallellogram=z⋅bh
Slide 25 - Quizvraag
Wat is de oppervlakte van het figuur hiernaast?
A
130
B
143
C
110
D
71,5
Slide 26 - Quizvraag
Wat is de formule voor de omtrek van een cirkel?
A
omtrekcirkel=π⋅straal2
B
omtrekcirkel=diameter⋅π
C
omtrekcirkel=π⋅straal2⋅h
D
omtr.cirkel=diameter⋅π⋅h
Slide 27 - Quizvraag
Omtrek vlakke figuren
Omtrek vlakke figuren met rechte zijden = alle zijden optellen
Omtrek cirkel = x diameter
π
Slide 28 - Tekstslide
Wat wordt hiernaast aangegeven door de zwarte lijn?
A
diameter
B
straal
C
cirkel
Slide 29 - Quizvraag
Wat is de formule voor de oppervlakte van een cirkel?
A
opp.cirkel=π⋅straat2
B
opp.cirkel=diameter⋅π
C
opp.cirkel=π⋅straal2⋅h
D
opp.cirkel=diameter⋅π⋅h
Slide 30 - Quizvraag
Oppervlakte vlakke figuren
Opp. vierkant = lengte x breedte
Opp. rechthoek = lengte x breedte
Opp. Parallellogram = zijde x bijbehorende hoogte
Opp. driehoek = 0,5 x zijde x bijbehorende hoogte
Opp. cirkel = x straal2
π
(Opp. = oppervlakte)
Opp. vierkant = zijde x zijde
= zijde2
Slide 31 - Tekstslide
Welke kleur is het grondvlak van de prisma hiernaast?
A
paars
B
geel
C
oranje
D
Er is geen grondvlak
Slide 32 - Quizvraag
Van welke figuren bereken je de inhoud met Inhoud = opp. grondvlak x hoogte
A
vierkant
B
kubus
C
cilinder
D
piramide
Slide 33 - Quizvraag
Hoeveel is de inhoud van de figuur hiernaast?
A
63cm2
B
63cm
C
63
D
63cm3
Slide 34 - Quizvraag
Hoeveel is de inhoud van de figuur hiernaast?
A
120cm3
B
≈2.262cm3
C
≈754cm3
D
≈377cm3
Slide 35 - Quizvraag
Inhoud 'recht ruimtefiguur'= opp. grondvlak x hoogte
I kubus = lengte x breedte x hoogte
I balk = lengte x breedte x hoogte
I cilinder = x straal2 x hoogte
I prisma = 0,5 x zijde x bijbehorende hoogtex hoogte
π
Δ
(I = Inhoud)
Slide 36 - Tekstslide
Inhoud 'puntig ruimtefiguur'= x I. recht zelfde grondvlak
I piramide = x lengte x breedte x hoogte
I piramide = x lengte x breedte x hoogte
I piramide = x 0,5 x zijde x bijbehorende hoogte x hoogte
I kegel = x x straal2 x hoogte
31
31
31
31
Δ
31
π
Slide 37 - Tekstslide
Als de vergrotingsfactor 0,8 is. Wordt het beeld dan groter of kleiner?
A
groter
B
kleiner
Slide 38 - Quizvraag
Een bedrijf maakt twee formaten koekenpannen. Koekenpan A heeft een diameter van 24 cm. Koekenpan B is 1,3 x zo groot. Wat is de diameter van pan B?
A
40,56 cm
B
52,728 cm
C
31,2 cm
D
ca. 18,5 cm
Slide 39 - Quizvraag
In mijn tuin heb ik een terras van 25 m². Dit terras wil ik vergroten met een vergrotingsfactor van 1,5. Hoeveel m² wordt mijn nieuwe terras?
A
≈56m2
B
≈38m2
C
≈84m2
D
≈17m2
Slide 40 - Quizvraag
Pringles verkoopt zijn chips in verschillende maten bussen. In de kleinste verpakking zit 40 cm3 chips. In de grootste bus zit 1200 cm3 chips. Wat is de vergrotingsfactor afgerond op 2 decimalen?
A
3,11
B
0,27
C
0,87
D
5,5
Slide 41 - Quizvraag
Formules bij vergrotingsfactor
Bij lengte: lengte beeld = vergrotingsfactor x lengte origineel vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel
Bij oppervlakte: Opp. beeld = vergrotingsfactor2 x opp. origineel
Bij inhoud: Inhoud beeld = vergrotingsfactor3 x Inhoud origineel