Uitleg pv tegenwoordige tijd (nu)
*Staat er jij achter de persoonsvorm of je waarvan je jij kunt maken? Schrijf de ik-vorm:
– laad jij/je; bof jij/je. Maar: Laadt je (jouw) vader de aanhangwagen?
*In alle andere gevallen in het enkelvoud schrijf je: ik-vorm + t
– jij laadt, hij laadt, zij laadt, laadt de bezorger?; jij boft, hij boft, zij boft, boft je zus?