H4 Bs4 Evolutie in populaties

Programma
Herhaling
Uitleg B3 en 4
Huiswerk: 
T4B4 Evolutie in populaties, opdr 49-52, 55, 58, 62, 63-66                                             
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programma
Herhaling
Uitleg B3 en 4
Huiswerk: 
T4B4 Evolutie in populaties, opdr 49-52, 55, 58, 62, 63-66                                             

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wat is een mutatie?
A
Als een gen kapot gaat
B
Als genetische recombinatie plaatsvindt
C
Een verandering in het DNA
D
Een verandering van het fenotype

Slide 4 - Quizvraag

Wel evolutie
GEEN evolutie
In een gebied leven beren met een zwarte en bruine vachtskleur. Beide kleuren hebben dezelfde overlevingskans. Na 20 jaar zijn er meer beren met een bruine vachtskleur. 
Sommige beren hadden een hele goede verstopplek gevonden. Andere beren gingen het voorbeeld volgen van deze beren om een goede verstopplek te vinden. Zo konden ze beter overleven. 
Sommige beren hadden een gen (door een mutatie) waardoor ze sneller konden rennen en een grotere overlevingskans hadden. Na 20 jaar zijn er meer beren die sneller kunnen rennen. 

Slide 5 - Sleepvraag

                                              De evolutietheorie gaat uit van:

1. variatie in        .................. 

2.      ......................             selectie

3. het       .....................           van nieuwe soorten en het    ..........................       van bestaande soorten
Bij evolutie spelen ..................................   in het genotype een rol. Dit noemen we mutaties.
In elke populatie van een soort kunnen daardoor  ................................     verschillen voorkomen. 
Als de omgeving verandert kan dit handig zijn om te ................................ 

ontstaan

natuurlijke

overleven

veranderingen

verdwijnen

genotypen

toevallige

Slide 6 - Sleepvraag

Bespreken
42 &......

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen B3 en 4 
  • benoemen wat een soort en wat een populatie is.
  • beschrijven hoe de genetische eigenschappen van een populatie kunnen veranderen.
  • Je kunt manieren van reproductieve isolatie beschrijven

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Ontstaan nieuwe soorten
Nieuwe soorten kunnen ontstaan als er voldoende genetische variatie in een populatie is. 

Genetische variatie ontstaat door recombinatie en door mutaties.

Als het milieu verandert kan er selectiedruk ontstaan. De allelfrequentie (hoe vaak een allel voorkomt) kan veranderen.


Let op! mutaties ontstaan toevallig (en niet met een doel)


Slide 10 - Tekstslide

Ontstaan nieuwe soorten
Een nieuwe soort ontstaat alleen als er  reproductieve isolatie is tussen populaties van dezelfde soort.


Redenen van reproductieve isolatie:
  • Geografische isolatie. (Bijv. bosbrand deelt bos doormidden.)
  • Verschillen in gedrag. (Bijv. ‘vreemd’ baltsgedrag of andere zang.)
  • Verschillen in tijd. (Bijv. bloeien in een andere maand.)

Slide 11 - Tekstslide

Soort versus populatie
Soort:
individuen kunnen onderling voortplanten (op natuurlijke wijze) en zo vruchtbare nakomelingen krijgen.

Slide 12 - Tekstslide

Soort versus populatie
Soort:
soms zijn er twijfelgevallen.

Bijv. een deel van de nakomelingen is vruchtbaar.

Of fysiek is paren eigenlijk niet mogelijk.

Slide 13 - Tekstslide

Lijger (vader is een leeuw)

Slide 14 - Tekstslide

Soort versus populatie
Populatie:
groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied.

Gebied is begrensd met natuurlijke grenzen. Bijv. rivier.
Kolonie Jan van Genten op afgelegen rots in zee.

Slide 15 - Tekstslide

Genenpool:
alle genen van de individuen in een populatie.

Hierdoor bevat een populatie dus ook verschillende allelen van die genen.

En kun je de allelfrequentie bepalen.= aantal keren dat elk allel voorkomt in een populatie.

Verschillende haarkleuren.
Alleen roodharige mensen.

Slide 16 - Tekstslide

Allelfrequenties
Constant:
er treedt géén selectiedruk op door een van de allelen. De allelfrequenties blijven gelijk.
Bijv.: bloedgroepen.

Veranderend:
 De allelfrequenties veranderen. Dit kan doordat een allel de overlevingskans verkleint. 
Of een kenmerk geeft voordeel bij voortplanting (= seksuele selectie).

Hoe langer de staart hoe aantrekkelijker voor een vrouwtje.

Slide 17 - Tekstslide

0

Slide 18 - Video

Context olifanten
blz 263

Slide 19 - Tekstslide

Practicum natuurlijke selectie
Zie volgende dia voor de link naar de website.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

Huiswerk:
T4B4 Evolutie in populaties, opdr 49-52, 55, 58, 59, 62, 63-66
doorlezen blz 267 en 268 (practicum)

Slide 22 - Tekstslide