Examenvragen

Examenvragen H1
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Examenvragen H1

Slide 1 - Tekstslide

In de eerste stedelijke gemeenschappen werd het spijkerschrift ontwikkeld dat op kleitabletten werd geschreven. Verreweg het grootste deel van deze kleitabletten bevatte administratieve aantekeningen.

1p Geef hiervoor een verklaring. 

Slide 2 - Tekstslide

maximumscore 1

Kern van een juist antwoord is:
Door de landbouwrevolutie / de eerste steden, werd het noodzakelijk een administratie bij te houden van de voedselvoorraden waarvoor het (spijker)schrift werd ontwikkeld.

Slide 3 - Tekstslide

Twee gegevens:
1 De eerste landbouwsamenlevingen in Nederland ontwikkelden zich omstreeks 5.000 v. Chr. op de hoge zandgronden in Drenthe en Limburg.
2 De meeste prehistorische archeologische vondsten zijn gedaan in Drenthe en Limburg.

2p 2. Geef een historische verklaring voor het verband tussen beide gegevens. 

Slide 4 - Tekstslide

maximumscore 2
Voorbeeld van een juist antwoord is:
In deze prehistorische landbouwgebieden worden de meeste archeologische vondsten gedaan, omdat bij een landbouwsamenleving in nederzettingen / op één plek werd gewoond en geleefd
of
Bij jagers en/of verzamelaars was er geen bewoning op één plek. Het is dan ook veel moeilijker om archeologische vondsten van jagers en/of
verzamelaars te vinden omdat het zoekgebied hier meer verspreid ligt / er minder 'duurzame' resten te vinden zijn dan huizen/potten.

Slide 5 - Tekstslide

Gebruik bron 1.

Op grond van deze vondsten kom je tot de volgende bewering:
Ötzi behoorde waarschijnlijk tot een landbouwsamenleving.

2p 3. Ondersteun deze bewering met twee aanwijzingen uit de bron.

Slide 6 - Tekstslide

maximumscore 2

Voorbeeld van een juist antwoord is:
Ötzi behoorde tot een landbouwsamenleving, omdat uit deze vondst blijkt dat hij: 

• brood/pap van graan heeft gegeten, wat doorgaans in een
landbouwsamenleving verbouwd wordt 1
• een koperen bijl bij zich heeft die alleen geproduceerd kan worden in een samenleving met een vaste woonplaats, een
landbouwsamenleving dus 1 

Slide 7 - Tekstslide

Gebruik bron 1 nog een keer.

Voor wetenschappers die prehistorische samenlevingen bestuderen is de vondst
van Ötzi een betrouwbare bron.

2p 4. Leg dit uit. 

Slide 8 - Tekstslide

maximumscore 2

Kern van een juist antwoord is:
De vondst van Ötzi is een betrouwbare bron, omdat er tussen het tijdstip van zijn dood en de vondst niets is veranderd/toegevoegd aan de bron, waardoor dit informatie oplevert over het leven in deze periode die niet later is ingekleurd/veranderd. 

Slide 9 - Tekstslide

Examenvragen H2

Slide 10 - Tekstslide

Gebruik bron 1.
De verdeling van ambten zoals in de bron wordt beschreven, laat zien dat de politieke rol van de burgers in de Griekse stadstaten kan verschillen.

4p Leg dit met twee van de door Aristoteles genoemde regeringsvormen uit.

Slide 11 - Tekstslide

maximumscore 4

Kern van een juist antwoord is:
• Bij aristocratie/oligarchie/monarchie/tirannie hebben de burgers
weinig/geen invloed / is het burgerschap weinig ontwikkeld, want grote groepen van de bevolking worden uitgesloten van het vervullen van een ambt in de staat 2

• Bij democratie heeft het burgerschap een brede invulling, omdat
politieke ambten worden verloot / iedere burger een kans maakt op
politieke invloed 2

Slide 12 - Tekstslide

Gebruik bron 2.
De visie van Galenus op de Grieken en zijn visie op de Germanen passen bij de tijd waarin hij leefde.
2p Geef voor beide visies een verklaring. 

Slide 13 - Tekstslide

maximumscore 2

Voorbeeld van een juist antwoord is:
• Galenus vindt de Griekse cultuur superieur (hij vindt dat andere volken Griekse gewoonten zouden moeten volgen om geen barbaar te zijn), wat past bij zijn tijd omdat de Romeinen (veel van) de Griekse cultuur overnemen / de Grieks-Romeinse cultuur als superieure cultuur verspreiden over hun rijk 1

• Galenus vindt de Germanen barbaren (zij zijn de kennis van de GrieksRomeinse cultuur niet waard), wat past in zijn tijd omdat de
confrontatie tussen de Romeinen en Germanen dan plaatsvindt 1 

Slide 14 - Tekstslide

Gebruik bron 3.

Stel: je gebruikt de afbeelding op deze sarcofaag om de strijd tussen Romeinen en Goten te beschrijven.

2p Leg uit waarom je twijfelt aan de betrouwbaarheid van de informatie uit deze bron. 

Slide 15 - Tekstslide

maximumscore 2

Kern van een juist antwoord is:
Omdat de afbeelding op de sarcofaag is gemaakt voor een (gesneuvelde) Romeinse generaal kun je twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze bron, omdat de afbeelding op de sarcofaag waarschijnlijk dient om de
kracht van de Romeinen/de generaal naar voren te brengen door de generaal triomferend weer te geven (terwijl hij gesneuveld is).

Slide 16 - Tekstslide

In 249 vaardigde de Romeinse keizer Gaius Decius een wet uit waarin hij zijn onderdanen verplichtte offers te brengen aan de goden. Iedereen die dit weigerde werd vervolgd. Deze wet werd in de volgende jaren telkens
opnieuw afgekondigd.

Je kunt dit zien als een bewijs voor de groei van het christendom.
3p Leg uit welke redenering je daarbij volgt. 

Slide 17 - Tekstslide

maximumscore 3

Een juiste redenering bij de bewijsvoering voor de groei van het aantal christenen bevat de volgende elementen:
• Decius werd geconfronteerd met mensen die weigerden offers te
brengen (aan de Romeinse goden) wat gezien werd als een bedreiging voor de stabiliteit van het rijk 1
• Het ging hierbij om christenen, omdat die maar één god aanbaden 1
• De noodzaak deze wet in te voeren/te herhalen kan gezien worden als bewijs voor de groei van het aantal christenen 1

Slide 18 - Tekstslide

Gebruik bron 4. 
Uit deze bron valt op te maken wat de opvatting is van Cassius Dio over het romaniseringsproces en hoe dit het best zou kunnen verlopen.

3p Leg dit uit door aan te geven:
- wat het romaniseringsproces inhoudt en
- welke tactiek bij de romanisering van veroverde volken volgens
Cassius Dio het beste gevolgd kan worden en
- waardoor het romaniseringsproces in Germanië volgens Cassius Dio mislukt . 

Slide 19 - Tekstslide

maximumscore 3

Kern van een juist antwoord is:
• Het romaniseringsproces houdt in dat door de Romeinen onderworpen volken hun oude gewoonten afleggen en de levenswijze van de Romeinen overnemen, zoals het wonen in steden / houden van gereguleerde markten / vreedzaam samenleven 1
• Volgens Cassius Dio verloopt de romanisering goed als het een
geleidelijk/terloops proces is / als er niet autoritair wordt opgetreden door de Romeinse bestuurder 1
• Door het autoritaire optreden/het opleggen van belastingen van
Quintilius Varus/de gouverneur van Germanië komen de Germanen in verzet (en willen zij de oude toestand terug) 1

Slide 20 - Tekstslide

Examenvragen H3

Slide 21 - Tekstslide

Gebruik bron 3.
Sommige historici denken dat Alfred met de stichting van dit klooster een politiek motief kan hebben gehad.
2p  Beredeneer met de bron welk motief dat kan zijn geweest

Slide 22 - Tekstslide

maximumscore 2

Kern van een juist antwoord is:
Uit de bron blijkt dat Alfred het klooster land en rijkdommen geeft, wat ervoor zorgt dat de koning politieke steun krijgt van de kerk / politieke invloed houdt/krijgt op de kerk. 

Slide 23 - Tekstslide

Omstreeks 600 bekeerde Augustinus van Canterbury, die door de paus naar Engeland was gestuurd, koning Ethelbert van Kent tot het christendom.
Dit paste bij de strategie die veel missionarissen in die tijd toepasten bij de verspreiding van het christendom.

2p Geef aan:
- wat die strategie was en
- wat zij hiermee hoopten te bereiken.

Slide 24 - Tekstslide

maximumscore 2

Uit het antwoord moet blijken dat:
• de missionarissen de leiders (van de stammen) als eersten probeerden te bekeren 1
• de missionarissen hoopten dat op deze manier de onderdanen zich ook zouden bekeren tot het christendom / zij meer kansen kregen de onderdanen te bekeren 

Slide 25 - Tekstslide

Gebruik bron 4
Uit deze bron blijkt dat het feodale stelsel:

1 is gebaseerd op een wederzijdse afspraak en
2 niet gebaseerd is op gelijkwaardigheid.

4p Leg dit voor beide uit, telkens met de bron. 

Slide 26 - Tekstslide

maximumscore 4

Voorbeeld van een juist antwoord is:

• Het feodale stelsel is gebaseerd op een wederzijdse afspraak, omdat de leenman (de abt van het klooster St. Denis) wordt opgeroepen met zijn mannen en wapens naar de oostgrens te trekken en zich voor te bereiden op de oorlog, waar tegenover staat dat de leenman voor zijn bijdrage begunstigd wordt door de koning / de koning zijn gunsten in kan trekken als de leenman zijn taak niet uitvoert 2

• Het feodale stelsel is niet gebaseerd op gelijkwaardigheid, omdat er in de bron sprake is van dwang/dreigement/opdracht van de koning ten aanzien van de leenman; indien de abt nalatig is bij de uitvoering van de opdracht kan de koning zijn gunsten intrekken 2 

Slide 27 - Tekstslide