Lezen hoofdstuk 5

Lezen hoofdstuk 4
2VM
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Lezen hoofdstuk 4
2VM

Slide 1 - Tekstslide

Inleiding van een tekst

Een schrijver kan een tekst op verschillende manieren inleiden:
  • door één of meerdere vragen te stellen;
  • een kort grappig verhaaltje te vertellen;
  • door een deskundige voor te stellen;
  • het onderwerp aan te kondigen;
  • de aanleiding voor het schrijven van de tekst te noemen.

Slide 2 - Tekstslide

Afsluiten
Een schrijver kan een tekst op de volgende manieren afsluiten:
  • door een conclusie te trekken;
  • door een samenvatting te geven;
  • door een advies, aanbeveling te geven;
  • door antwoord te geven op de in de inleiding gestelde vragen.

Slide 3 - Tekstslide

Tekstdoelen en -soorten

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Verwijswoorden
In teksten staan woorden die verwijzen naar andere woorden in de tekst. Je noemt deze woorden verwijswoorden. Een schrijver gebruikt ze om te voorkomen dat hij dezelfde woorden herhaalt, waardoor een tekst saai wordt. 

‘Michelle heeft gisteravond het werkstuk voor aardrijkskunde gemaakt, zodat ze in het weekend naar het strand kan.’
‘Bij een bekende webwinkel heb ik twee nieuwe spellen gekocht, want die waren in de aanbieding.’


 

Slide 6 - Tekstslide

Kernzin
De kernzin bevat de belangrijkste informatie van een alinea. Meestal staat de kernzin aan het begin of het eind van een alinea. De rest van de alinea bestaat dan uit toelichting en/of voorbeelden bij de kernzin. Er zijn ook andere mogelijkheden:
  • Een alinea bevat helemaal geen kernzin. Alle zinnen van de alinea bevatten belangrijke informatie. Dit komt onder andere voor bij teksten in schoolboeken.
  • De kernzin is de tweede zin van een alinea. De eerste zin van de alinea is dan een inleidende zin.
  • De kernzin staat in het midden van de alinea.
  • Soms zijn er twee kernzinnen. Het belangrijkste van de alinea is dan verdeeld over meer zinnen.

Slide 7 - Tekstslide

Hoofd- en bijzaken
Niet alles wat in een tekst staat, is even belangrijk. De belangrijkste zaken in een tekst noem je de hoofdzaken. Minder belangrijke zaken als uitleg, toelichting en voorbeelden noem je bijzaken.

Slide 8 - Tekstslide

Zins- en alineaverband
Opsomming
Na een uitspraak worden verschillende dingen achter elkaar opgenoemd.

Signaalwoorden: ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, ten eerste

Slide 9 - Tekstslide

Zins- en alineaverband
Tegenstelling
Er wordt iets gezegd en daarna wordt het tegenovergestelde beweerd.

Signaalwoorden: maar, daarentegen, echter, integendeel

Slide 10 - Tekstslide

Zins- en alineaverband
Voorbeeld
In de tekst staat een uitspraak. Daarna volgen er één of meer voorbeelden. 

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, als voorbeeld, zo


Slide 11 - Tekstslide

Maken
Maak opdracht 4 en 7 van lezen hoofdstuk 4 (blz. 184)

Slide 12 - Tekstslide