disk thema 17 - Les 3

Thema 17 - Werk en geld



Disk - thema 17 
GELD en WERk 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolvmbo bLeerroute VBLeerroute 1Leerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 17 - Werk en geld



Disk - thema 17 
GELD en WERk 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Doen
Schrijf op je wisbordje welke woorden je nog weet van het thema "Werk en geld"

Slide 3 - Tekstslide

Vervoegen
Vervoeg de werkwoorden
- betalen
- bewaren
-lenen

ik...                             wij....
jij...                             wij hebben.... (v.t.)
... jij?                          wij .... (v.t.)




Slide 4 - Tekstslide

Spreken
Je ziet op de volgende slide een afbeelding.
  1. Kijk goed naar de afbeelding. 
  2. Beantwoord eerst voor jezelf de vragen. (2 minuten)
  3. Daarna ga je aan je buur vertellen wat jij denkt, je buur luistert alleen of stelt vragen als iets niet duidelijk is. 
  4. Ruil daarna; luister naar je buur en stel vragen als iets niet duidelijk is. 

Slide 5 - Tekstslide

Waar zijn deze mensen? Wat gaan ze daar doen? Waarover praten ze?

Slide 6 - Tekstslide

Schrijf 3 belangrijke woorden op die passen bij deze afbeelding.
Laat je bordje zien aan mevrouw. 

Slide 7 - Tekstslide

Mijn ... is ongeveer €2000,-.
A
fiets
B
bijbaan
C
inkomen
D
bedrijf

Slide 8 - Quizvraag

het inkomen
Betekenis = Het geld wat je elke maand krijgt om je rekeningenn van te kunnen betalen. Kan dus uit werk, maar ook een uitkering.
Meervoud = De inkomens.

Zin = Ze heeft een hoog inkomen, maar ze moet er wel hard voor
werken.

Slide 9 - Tekstslide

Als je minder geld hoeft te betalen dan krijg je ....

Slide 10 - Open vraag

de korting
Betekenis = minder geld hoeven te betalen. 

Zin = In de supermarkt krijg ik korting op de chips.

Zelfstandig naamwoord.

Slide 11 - Tekstslide

Als je iets niet kunt vinden, dan ben je het ...

Slide 12 - Open vraag

kwijt
Betekenis = Iets of iemand niet kunnen vinden. 

Zin = Ik ben mijn sleutels kwijt.

Slide 13 - Tekstslide

Lenen
Betekenis: Iets gebruiken wat niet van jou is en wat je later weer terug moet geven.

Ik leen. 
Ik heb geleend.
Ik leende/wij leenden. 

Zin: Ik heb een potlood geleend.

Slide 14 - Tekstslide

Wat kun je allemaal lenen?

Slide 15 - Woordweb

het minimumloon
Betekenis: Het laagste loon dat officieel is toegestaan.

Meervoud: Minimumlonen.

Zin: Als je net begint met werken, krijg je het minimumloon.

Slide 16 - Tekstslide

Het wettelijk (bruto) minimumloon voor werknemers van 21 jaar en ouder die de hele week werken is € 79,62 per dag.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

nette
Betekenis: Nette mensen of dingen zien er goed verzorgd uit.

Zin: We wonen in een nette buurt.

Slide 18 - Tekstslide

Zoek een afbeelding van nette kleding.

Slide 19 - Open vraag

nodig
Betekenis: Iets wat niet gemist kan worden.

Zin: Ik heb een pen nodig om mijn toets te kunnen maken.

Slide 20 - Tekstslide

Wat heeft een goede docent volgens jou nodig?

Slide 21 - Woordweb

Check
Heeft iedereen de bronnen en bouwstenen van thema 17 af?
Als het niet af is, voor 16 uur klaar, anders moet je vrijdag naar het huiswerkuur.

Slide 22 - Tekstslide