Les hv2 persoonlijk, bezittelijk, betrekkelijk en aanwijzend voornaamwoord
Taalfoutje van de week
Zometeen een plaatje. Wat is er fout EN waarom?
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1
In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Onderdelen in deze les
Taalfoutje van de week
Zometeen een plaatje. Wat is er fout EN waarom?
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Doelen
Aan het einde van deze les heb je geoefend met het:
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
betrekkelijk voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
Slide 3 - Tekstslide
Welke twee soorten ontleden kennen we? R.......... en T.........
Slide 4 - Open vraag
Taalkundig ontleden
Soorten woorden in de zin.
Je benoemt de losse woordjes.
Nu: voornaamwoorden
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Slide 8 - Video
Welk voornaamwoord?
jouw
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord
Slide 9 - Quizvraag
Welk voornaamwoord?
dat
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord
Slide 10 - Quizvraag
Welk voornaamwoord?
Jou
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord
Slide 11 - Quizvraag
Het woord "me" is een
A
persoonlijk voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
bezittelijk voornaamwoord
Slide 12 - Quizvraag
Die jongen is morgen jarig.
die = ...
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
Slide 13 - Quizvraag
Welk voornaamwoord is die in: 'De boom die in de tuin staat, is oud'
A
Persoonlijk
B
Bezittelijk
C
Aanwijzend
D
Betrekkelijk
Slide 14 - Quizvraag
Maak de juiste combinaties
Was dit jouw boek of het zijne ?
Hij staarde voor zich uit.
Jack houdt niet van zulke/dergelijke opmerkingen.
Bezittelijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Slide 15 - Sleepvraag
'We' kunnen een bioscoop bezoeken.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
bezittelijk voornaamwoord
D
geen voornaamwoord
Slide 16 - Quizvraag
Hij bracht ons naar dat feest.
Hij = ...
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord
Slide 17 - Quizvraag
Mijn vader heeft ons gisteren gebracht.
Mijn = ... ?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord
Slide 18 - Quizvraag
Dat vind ik niet leuk!
Ik =
A
persoonlijk
voornaamwoord
B
bezittelijk
voornaamwoord
C
aanwijzend
voornaamwoord
D
geen van allen
Slide 19 - Quizvraag
Welk voornaamwoord staat tussen de haakjes? Wiens moeder heb (je) gekust?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
betrekkelijk voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord
Slide 20 - Quizvraag
Zelfstandig werken
Werk alleen, in stilte. Muziekje mag. Havo: maak oefenblad par. 35, oefenblad par. 35 opdr. 1, 3 en 4. SCHRIJF DIT NU IN JE SCHRIFT Weet je het even niet meer? Kijk in je boek op blz. 188 en 189