Les 3 Schooltaalwoorden

Les 3 Schooltaalwoorden
Deze les gaat over de schooltaalwoorden die je in de klas tijdens drie lessen krijgt aangeboden. Via dit platform maak je verschillende oefeningen waardoor je de betekenissen van de woorden leert en onthoudt. Door het onthouden van deze woorden begrijp je de verschillende teksten die je in de
vaktheorie leest, beter.

Veel succes!

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 3 Schooltaalwoorden
Deze les gaat over de schooltaalwoorden die je in de klas tijdens drie lessen krijgt aangeboden. Via dit platform maak je verschillende oefeningen waardoor je de betekenissen van de woorden leert en onthoudt. Door het onthouden van deze woorden begrijp je de verschillende teksten die je in de
vaktheorie leest, beter.

Veel succes!

Slide 1 - Tekstslide

Weet je nog?


Kruiswoordraadsel  schooltaalwoorden


Slide 2 - Tekstslide

DOEL VAN Les 3 
  • Je kunt de schooltaalwoorden in een informatieve tekst over ?????? herkennen;
  • Je kunt het juiste schooltaalwoord in de zin plaatsen.

Slide 3 - Tekstslide

LES 3
In deze les maak je verschillende oefeningen met de schooltaalwoorden die je in les 3 hebt gelezen en
die je hebt gebruikt in de verschillende opdrachten.

Slide 4 - Tekstslide



Schooltaalwoorden
 in deze les

Slide 5 - Tekstslide

Tekst 3
De toekomst van de retail
  
Bekijk voordat je de tekst gaat lezen het volgende filmpje.
Open bestand De toekomst van de retail


Slide 6 - Tekstslide

Oefeningen
Nu volgen drie oefeningen die bij deze les horen.
  • Oefening 1  ~ Hier zet je de  woorden in alfabetische volgorde.
  • Oefening 2 ~ Geef aan of het woord juist is gebruikt?
  • Oefening 3 ~ Sleep de schooltaalwoorden naar de zinnen om de zin correct te maken.

Succes met het maken van deze oefeningen.

Slide 7 - Tekstslide

Oefening 1
In een woordenboek staan de woorden op alfabetische volgorde. Om de betekenis van woorden in een woordenboek vlot op te kunnen zoeken, is het handig dat je het alfabet kent. 

Zet de woorden in deze oefening in alfabetische volgorde.

Slide 8 - Tekstslide

Oefening 2.
Zet de woorden in deze oefening in alfabetische volgorde. 
A.
B.
C.
D.
E.
F.
G.
H.
I.
J.
K.
L.
M.
N.
bevatten
inzetten
met behulp van
op grote schaal
opschalen
omzetten in
boeg
ten opzichte van
op kleine schaal
dienen voor
uitwerken
grondig
richten op
onderscheiden 

Slide 9 - Sleepvraag

Oefening 2
Is het dikgedrukte woord juist gebruikt?

Je krijgt straks 8 zinnen die je met juist of onjuist moet beantwoorden,

Succes.

Slide 10 - Tekstslide


1. Het winkelwagentje correspondeert met de gladde vloer.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag


2. Via de hanger is de broek verbonden met het jasje.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag


3. Op de retailbeurs in Utrecht concluderen fabrikanten de allernieuwste producten.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag


4. Zogenaamde lekgassen zijn schadelijk voor het milieu.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag


5. Zowel de Albert Heijn als de Jumbo stappen over naar het nieuwe administratiesysteem.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag


6. Zowel de Albert Heijn als de Jumbo stappen over naar het nieuwe administratiesysteem.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag


7. Bij een te laag winkelpersoneel introduceert de werkdruk een stijging.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quizvraag


8. Nu alles uitgestald is, maakt hij een foto. Alle onderdelen worden daarna  zogenaamd teruggeplaatst.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Oefening 3
Je krijgt straks 6 zinnen. 
Vul het juiste schooltaalwoord in, soms moet je de vorm van het woord veranderen om een correcte zin te kunnen maken.

Kies uit de volgende woorden:
het ligt voor de hand - richten op - zich onderscheiden van - ten opzichte van - grondig - met behulp van - dienen voor - opschalen

Slide 19 - Tekstslide


1. Aan het eind van de week wordt de winkel......?...... schoongemaakt


Kies uit de volgende woorden: 
het ligt voor de hand - richten op - zich onderscheiden van - ten opzichte van - grondig - met behulp van - dienen voor - opschalen

Slide 20 - Open vraag


2. De kassamederker .......?...... het niet te hoog oplopen van de drukte bij de kassa.


Kies uit de volgende woorden: 
het ligt voor de hand - richten op - zich onderscheiden van - ten opzichte van - grondig - met behulp van - dienen voor - opschalen

Slide 21 - Open vraag


3. ........?..... een driedelig pak zijn losse kledingstukken in aanschaf goedkoper.


Kies uit de volgende woorden: 
het ligt voor de hand - richten op - zich onderscheiden van - ten opzichte van - grondig - met behulp van - dienen voor - opschalen

Slide 22 - Open vraag


4.   ........?..... dat de werkorders correct worden ingevuld.


Kies uit de volgende woorden: 
het ligt voor de hand - richten op - zich onderscheiden van - ten opzichte van - grondig - met behulp van - dienen voor - opschalen

Slide 23 - Open vraag


5.   ........?..... het instructie-filmpje kan zij een order verwerken.


Kies uit de volgende woorden: 
het ligt voor de hand - richten op - zich onderscheiden van - ten opzichte van - grondig - met behulp van - dienen voor - opschalen

Slide 24 - Open vraag


6.  Daarmee wil zij ......?...... haar collega's.


Kies uit de volgende woorden: 
het ligt voor de hand - richten op - zich onderscheiden van - ten opzichte van - grondig - met behulp van - dienen voor - opschalen

Slide 25 - Open vraag

met betekenis
Schooltaalwoorden

Slide 26 - Tekstslide

Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Einde les 3 Schooltaalwoorden
Ga nu naar de toets om deze lessen af  te ronden:

Slide 28 - Tekstslide