1.4 organellen

Onder welk organisatieniveau valt DNA?
A
Orgaan
B
Levensgemeenschap
C
Cel
D
Molecuul
1 / 40
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Onder welk organisatieniveau valt DNA?
A
Orgaan
B
Levensgemeenschap
C
Cel
D
Molecuul

Slide 1 - Quizvraag

De vorm van een pinguinvleugel past bij de functie ervan. Wat is de functie van een pinguinvleugel?
A
De vleugelvorm voorkomt afkoeling in ijskoud water.
B
Door de vleugelvorm kan de pinguin beter zwemmen.
C
Door de vleugelvorm kan de pinguin beter uit het water terug op het ijs komen.
D
Door de vleugelvorm kan de pinguin beter vis vangen.

Slide 2 - Quizvraag

Opdr. 26 + 29
Klassikaal bespreken

Slide 3 - Tekstslide

Thema 1 Inleiding in de biologie
1.1 Wat is biologie?
1.2 Organen, weefsels en cellen
1.3 Plantaardige en dierlijke cellen
1.4 Celorganellen
1.5 Transport door membranen
1.6 Natuurwetenschappelijk onderzoek

Slide 4 - Tekstslide

Actie ZACHT OVERLEG
  • Herhalen basisstof 5 (lezen/opdr/testjezelf/samenvatting doornemen)
  • Lezen basisstof 1.4
  • Maken en nakijken opdr. 43 t/m 55 + 57t/ 65

  • Hulp nodig? vinger omhoog
  • KLAAR? Start met basisstof 1.6

timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt een cel beschrijven als zelfstandig functionerende biologische eenheid. 
  • Je kent de verschillende celorganellen en hun functies 


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Celkern
Bestaat uit: 
  • kernplasma: de binnenkant
  • kernmembraan: vliesje dat de buitenkant vormt
  • chromosomen; bestaan uit DNA

In het kernplasma ligt het DNA.

DNA ligt opgerold in de vorm van chromosomen



Kernporiën:
Maakt transport naar cytoplasma mogelijk

Slide 10 - Tekstslide

Endoplasmatisch reticulum
Functie: Plek voor het maken van eiwitten en transport naar het golgi systeem

De membranen vormen blaasjes. Kleine stukjes kunnen zich afsnoeren, exocytose,  en zich verplaatsen door het cytoplasma


Slide 11 - Tekstslide

Endoplasmatisch reticulum
Ligt om de celkern heen

Bestaat uit lagen membranen

Ruw ER: 
Bevat ribosomen (maken eiwitten)
Glad ER: 
Bevat geen ribosomen

Slide 12 - Tekstslide

Golgisysteem
Afmaken eiwitten, tot de definitieve vorm.

Afsnoeren van de eiwitblaasjes is exocytose.

Doorsturen voor secretie. 

Maken van lysosomen.

Slide 13 - Tekstslide

Lysosomen
Lysosomen zijn bepaalde blaasjes van het golgi-systeem

Lysosomen bevatten enzymen die grote moleculen zoals vetten en koolhydraten kunnen afbreken (en ook bacteriën en virussen)



Slide 14 - Tekstslide

Transport via blaasjes

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Mitochondriën
Dubbel membraan
Verbranding                = C6H12O6 + 6O2 > 6CO2+ 6H2O
ATP = molecuul met erin opgeslagen energie

Slide 17 - Tekstslide

Chloroplasten
  • Dubbel membraan en enzymen
  • soort munt stapeltjes
  • Fotosynthese
  • Lichtenergie => glucose
  • 6CO2 + 6H2O -> C6H12O6  + 6O2
  • BINAS 79B 





binas 79B

Slide 18 - Tekstslide

Celmembraan

Slide 19 - Tekstslide

Celmembraan
Het celmembraan is semipermeabel
sommige stoffen kunnen er wel doorheen en andere niet.

 

Slide 20 - Tekstslide

Maak de twee werkbladen
Of maak de oefening online

https://biologiepagina.nl/Oefeningen/cel/functiesorganellen.htm
https://biologiepagina.nl/Oefeningen/celem/dierlijkecel.htm
Links staan in de volgende twee slides


Mail mij twee printscreens van de nagekeken uitslag

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link

Slide 23 - Link

Een wortel is oranje. De delen die boven de grond uitkomen zijn groen. Hierbij gaat de ene soort korrel (A) over in een andere soort korrel (B). Welke korrel is A en welke is B?
A
A: Chromoplast B: Leukoplast
B
A: Leukoplast B: Chloroplast
C
A: Chloroplast B: Chromoplast
D
A: Chromoplast B: Chloroplast

Slide 24 - Quizvraag

Met welk instrument bekijk je cellen (op school)?
A
Elektronenmicroscoop
B
Lichtmicroscoop
C
Telescoop
D
Stethoscoop

Slide 25 - Quizvraag

In welke celorganellen wordt ATP gemaakt?
A
celkern
B
mitochondriën
C
celwand
D
bladgroenkorrels

Slide 26 - Quizvraag

In welke celorganellen vindt verbranding plaats?
A
celkern
B
mitochondriën
C
celwand
D
bladgroenkorrels

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Deze celorganellen slaan energie uit zonlicht op in glucose:
A
mitochondrien
B
celbatterijen
C
bladgroenkorrels
D
celkernen

Slide 29 - Quizvraag

Welke celorganellen maken van eiwitten?
A
Celkern
B
Bladgroenkorrels
C
Vacuole
D
Ribosomen

Slide 30 - Quizvraag

Leg in eigen woorden het verschil tussen endocytose en exocytose uit.

Slide 31 - Open vraag

Het ruwe endoplasmatisch reticulum bevat de ribosomen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Wat doet het endoplasmatisch reticulum?
A
hier zit het DNA
B
bewerkt de eiwitten tot ze de goede vorm hebben
C
deze doen zuurstof verbranden
D
transporteert eiwitten voor verdere verwerking

Slide 33 - Quizvraag

Vraag 3:
Welk onderdeel wordt met een X aangegeven?
A
Ruw endoplasmatisch reticulum
B
Microfilament
C
Mitochondrium
D
Glad endoplasmatisch reticulum

Slide 34 - Quizvraag

Vraag 4:
Welk onderdeel wordt met een X aangegeven?
A
Ruw endoplasmatisch reticulum
B
Microfilament
C
Mitochondrium
D
Glad endoplasmatisch reticulum

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de functie van het golgisysteem?
A
Neemt blaasjes van het ER op en bewerkt de eiwitten verder
B
Snoert blaasjes met eiwitten (bijvoorbeeld het enzym amylase) af
C
Geen van beide
D
Beide

Slide 36 - Quizvraag

Welk organel zie je bij de rode pijl?
A
Ruw ER
B
Celkern
C
Golgisysteem
D
Lysosoom

Slide 37 - Quizvraag

Welk celorganel zie je afgebeeld?
A
celwand
B
Golgisysteem
C
celmembraan
D
ribosoom

Slide 38 - Quizvraag

Leerdoel 2: je weet dat een cel (dier/plant) celorganellen heeft, je weet welke en wat hun functies zijn
A
doel behaald
B
doel niet behaald, meer oefening nodig
C
doel nog niet behaald, nog uitleg nodig

Slide 39 - Quizvraag

Aan de slag
Maak van §1.3 opdracht 26 t/m 29 + kies uit 23 t/m 25 of 30 t/m 32
Maak van § 1.4 opdracht 34 t/m 38 + 41 en 42

Slide 40 - Tekstslide