Les 3, D grammaire (23-01) H1A


Goedemorgen!!!
Pak je laptop (dicht op tafel) werkboek, aantekeningenschrift en etui.
Ga lezen in je Nederlands boek of ga verder met je woordenzoeker van dinsdag.
Aujourd'hui, c'est jeudi
H1A
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les


Goedemorgen!!!
Pak je laptop (dicht op tafel) werkboek, aantekeningenschrift en etui.
Ga lezen in je Nederlands boek of ga verder met je woordenzoeker van dinsdag.
Aujourd'hui, c'est jeudi
H1A

Slide 1 - Tekstslide

Le programme:
- Huiswerk bespreken -> B, lire
- Grammaire D, het werkwoord être (zijn)



Slide 2 - Tekstslide

Les buts (leerdoelen):
- Aan het einde van de les ....
1) weet je wanneer het SO van chapitre 3 is
2) kun je het werkwoord être vervoegen / gebruiken

Slide 3 - Tekstslide

Est-ce que tout le monde est présent?
- Zijn we compleet? Wie missen we?

Slide 4 - Tekstslide

SO chapitre 3 = donderdag 30 januari
  • Vocabulaire A + B (Frans-Nederlands & Nederlands-Frans) blz. 130
  • Phrases-clés C blz. 132
  • Grammaire D -> het werkwoord être blz. 133
  • Dagen van de week (les jours de la semaine) bz. 132

Slide 5 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Ouvre le livre à la page 110 -> B, lire
Pak een groene of rode pen om het na te kijken.

Exercice 10ABC, 11 & 12AB 

Slide 6 - Tekstslide

D, grammaire
Ouvre le livre à la page 112

Het werkwoord être (zijn)

Slide 7 - Tekstslide

Uitlegvideo + liedje
Kijk mee en luister mee!

Hoe werkt het werkwoord être?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Koppel je laptop met de LessonUp!

Even oefenen met être.

Slide 10 - Tekstslide

être=
A
hebben
B
zijn

Slide 11 - Quizvraag

être: hij is
A
il a
B
il aime
C
il est
D
elle est

Slide 12 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in:
Vous ________ (être)
A
suis
B
es
C
êtes
D
sommes

Slide 13 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in:
Je ________(être) malade
A
est
B
vais
C
suis
D
fait

Slide 14 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in:
Marie ________ (être)
A
suis
B
être
C
est
D
es

Slide 15 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in:
Tu ________ (être)
A
suis
B
es
C
êtes
D
sommes

Slide 16 - Quizvraag

Vertaal:
(ik ben) ................ à l'école
(schrijf alleen het deel op de puntjes)

Slide 17 - Open vraag

Vertaal:
(zij is) ................ sympa!
(schrijf alleen het deel op de puntjes)

Slide 18 - Open vraag

Vertaal:
(Jij bent) ................ en Espagne.
(schrijf alleen het deel op de puntjes)

Slide 19 - Open vraag

Ferme l'ordinateur et ouvre le livre à la page 112
timer
0:30

Slide 20 - Tekstslide

Au travail:
Quoi (wat)?
 1) Maak in je lijntjesschrift zelf een samenvatting van het groene theorieblokje op blz. 112 over het werkwoord être (je mag het zelf vormgeven hoe jij het wilt, kleurtjes...)
2) Fais exercice 17ABC + 18 (maak 4 zinnen, gebruik telkens 1 woord per kolom)
Comment (hoe)? Individuellement ou ensemble en 2 
Temps (tijd)? Tot het einde van de les
Prêt (klaar)? Slim Stampen phrases-clés C

Slide 21 - Tekstslide


PW bespreken we als de toetsen zijn ingehaald.
Les devoirs (huiswerk):
- Maken: samenvatting être afmaken (volgende les laten zien) + exercice 17ABC + 18
- Apprendre: grammaire D (aantekening)

Slide 22 - Tekstslide

Volgende les:
herh. oefening être
spreekvaardigheid phrases-clés C
dagen van de week

Slide 23 - Tekstslide

Spel -> werkwoord être
Blooket
https://dashboard.blooket.com/set/673b349c80faa0b3226b912d

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide