dinsdag 1 oktober

het zwembad
het voetbalveld
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

het zwembad
het voetbalveld

Slide 1 - Tekstslide

het biljet
de biljetten
de munt
de munten

Slide 2 - Tekstslide

de brand
de brandweer
de brandweerwagen

Slide 3 - Tekstslide

het ziekenhuis
het tankstation

Slide 4 - Tekstslide

de bushalte
het station

Slide 5 - Tekstslide

de boodschappen
geld
contant geld

Slide 6 - Tekstslide

de kassa
de pin-automaat

Slide 7 - Tekstslide

de pinpas
het winkelmandje

Slide 8 - Tekstslide

de fontein
de steiger

Slide 9 - Tekstslide

rommelig= slordig = niet netjes
De kamer is rommelig.
binnenkort = snel
Ik bel je binnenkort

Slide 10 - Tekstslide

de politie
de politieagent

Slide 11 - Tekstslide

de ziekenwagen
de ambulance
het alarmnummer

Slide 12 - Tekstslide


A
de geld
B
de munten
C
de biljetten
D
de briefjes

Slide 13 - Quizvraag


A
de water
B
de rivier
C
de fontein
D
de feinton

Slide 14 - Quizvraag

0

Slide 15 - Video

een pak .................
een kilo......................
een tube..........................
een stuk........................
een pot..........................
een blik.............................
een potje..........................
een blikje.......................
een rol ............................
een fles........................

kaas    uien
rijst
tomaten       worst     bananen 
tandpasta
mais                  beschuit
water 
soep               cola
melk      frisdrank
zout              suiker
prei

Slide 16 - Tekstslide

in de winkel
Ik betaal de boodschappen contant
Hij betaalt in het hotel met zijn pinpas
Kan ik hier pinnen?
Moeder legt de kaas in het  winkelmandje
Bij de kassa staat een lange rij.  Gaat u voor!


Slide 17 - Tekstslide


A
de geld
B
de munten
C
de biljetten
D
de briefjes

Slide 18 - Quizvraag


A
de boodschaap
B
de boodshapen
C
de boodschappen
D
de bootschappen

Slide 19 - Quizvraag


A
het winkelmandje
B
het winkel
C
de winkelmandje
D
het winkelmantje

Slide 20 - Quizvraag


A
het voetbalveld
B
het zwemhuis
C
het zwembad
D
het badzwem

Slide 21 - Quizvraag


A
het tankhuis
B
de bushalte
C
het tankstation
D
het station

Slide 22 - Quizvraag


A
de politieauto
B
het ziekenwagen
C
de garage
D
de brandweerauto

Slide 23 - Quizvraag


A
de politiewagen
B
de brandweerwagen
C
de ambulance
D
de boot

Slide 24 - Quizvraag


A
de vrachtwagen
B
de ambulance
C
de politiewagen
D
de trein

Slide 25 - Quizvraag


A
de ambulance
B
de brandweerwagen
C
de politiewagen
D
het vliegtuig

Slide 26 - Quizvraag

omgeving

Slide 27 - Woordweb


Slide 28 - Open vraag


Slide 29 - Open vraag


Slide 30 - Open vraag