bronnen

Herhaling bronnen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling bronnen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom gebruiken we verschillende bronnen om het verleden te bestuderen?
A
Omdat niet elke bron even betrouwbaar is.
B
Omdat we houden van extra huiswerk.
C
Omdat sommige bronnen al niet meer bestaan.
D
Omdat alle bronnen door dezelfde personen gemaakt zijn.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Bij het vak geschiedenis heb je twee soorten bronnen, namelijk:
1. Een directe bron = primaire bron is een overblijfsel uit de tijd waarin de bron zelf gemaakt of gebruikt is.
Wie de bron heeft achtergelaten is dan van dezelfde tijd als de directe bron (= primaire bron) zelf.
2. Als de maker van de bron niet in dezelfde tijd als de bron leefde of niet aanwezig was bij de gebeurtenis waarover de bron gaat, dan is de bron een indirecte bron= secundaire bron
Je ziet op de achtergrond een (deel van een) schoolplaat van Isings uit 1950 met als titel ''Stadsleven tegen het midden der 19e eeuw.'
Kortom, deze schoolplaat is een....
A
geschreven primaire bron
B
ongeschreven primaire bron
C
geschreven secundaire bron
D
ongeschreven secundaire bron

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe weet je of een bron betrouwbaar is of niet?
Er zijn vragen waarmee je de betrouwbaarheid kunt controleren. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Wanneer is de bron gemaakt?
  • Iemand kan een veldslag hebben meegemaakt (ooggetuige), maar kan er pas jaren later over schrijven. Het kan hierdoor zijn dat hij zich niet alles meer goed herinnert!
  • Over het algemeen geldt dus: hoe minder tijd er zit tussen het maken van de bron en de gebeurtenis, des te betrouwbaarder is de bron. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Hoe komt de maker aan zijn informatie?
  • Was de maker van de bron er zelf bij of heeft hij de informatie van iemand anders? 
  • Je moet jezelf afvragen hoeveel tussenschakels er zitten tussen het opschrijven van de bron en de gebeurtenis zelf.
  • Hoe minder tussenschakels hoe betrouwbaarder de bron.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Wat is de bedoeling van de maker? 
  • De moeilijkste vraag om te beantwoorden!
  •  Wil de maker je zo goed mogelijk informeren of doet hij expres informatie achterhouden of verdraaien om een bepaald doel te bereiken?
  • Overdrijft hij of is hij zakelijk? Is hij partijdig of neutraal?
  • Hoe zakelijker of onpartijdiger, des te betrouwbaarder de bron.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan:
  1. bekijk de bron en lees het onderschrift.
  2. Wanneer is de bron gemaakt?
  3. Is de bron een primaire/directe bron OF een secundaire/Indirecte bron?
  4. Hoe komt de maker aan zijn informatie?
  5. Wat is de bedoeling van de maker? 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

1 dec 1572 is bloedbad van Naarden
Wat is volgens de bron de aanleiding van het bloedbad?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef een argument vóór de betrouwbaarheid van de bron

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef een argument tegen de betrouwbaarheid van de bron.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies