Regering en parlement

Regering en parlement
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Regering en parlement

Slide 1 - Tekstslide

Spoorboekje
- Regering en parlement
- Moeten we jongeren laten stemmen?

Slide 2 - Tekstslide

Wie zitten er in de regering?
A
Koning, ministers en staatssecretarissen
B
Koning, ministers
C
Tweede en Eerste kamer
D
Ministers en staatssecretarissen

Slide 3 - Quizvraag

Wie zit er in het kabinet?
A
Koning, ministers en staatssecretarissen
B
Koning, ministers
C
Tweede en Eerste kamer
D
Ministers en staatssecretarissen

Slide 4 - Quizvraag

Regering en kabinet
Taken:
1. Begroting opstellen en aanpassen
2. Voorstellen van nieuwe wetten
Recht van initiatief: wet maken en voorstellen aan 2e en 1e kamer

Regering:
-Koning speelt geen actieve rol.
-Ministers. Ministerraad: bespreekt beleidsvoornemens.
Premier: zit ministerraad voor.

Kabinet:
- Ministers
- Staatssecretarissen: zijn verantwoordelijk voor een onderdeel van het takenpakket van een ministerie



Slide 5 - Tekstslide

Wat is niet een taak van de koning?
A
Ondertekenen van wetten en verdragen
B
Benoemen ministers en staatssecretarissen
C
Voorlezen troonrede
D
Zich verdedigen in het parlement

Slide 6 - Quizvraag

Koning
- Ceremoniële taken (lintjes knippen)
- Politieke taken:
1. Ondertekenen wetten en verdragen
2. Voorlezen troonrede
3. Benoemen ministers en staatssecretarissen
4. Zich laten informeren door de minister-president
5. Nederland vertegenwoordigen

- Ministeriële verantwoordelijkheid = koning is onschendbaar (artikel 42)

Slide 7 - Tekstslide

Hoeveel mensen zitten er in de tweede kamer?
A
75
B
100
C
125
D
150

Slide 8 - Quizvraag

Kamerlid Carla Dik-Faber (CU) wil een wetsvoorstel doen om het doneren van voedsel door supermarkten gemakkelijker te maken. Ze maakt dat gebruik van haar
A
Budgetrecht
B
Recht van initiatief
C
Recht van amendement
D
Stemrecht

Slide 9 - Quizvraag

Het Parlement
- Tweede kamer: 150 leden --> direct door het volk
- Eerste kamer: 75 leden --> door de leden van de provinciale staten

Taken:

1. Samen met de regering wetten maken (medewetgeving)

- Stemrecht: wetsvoorstellen aannemen of verwerpen
- Recht van amendement: wijzigen van wetsvoorstellen
- Recht van initiatief: zelf een wetsvoorstel indienen
- Budgetrecht: goedkeuren, verwerpen of wijzigen begroting

Slide 10 - Tekstslide

Soms zijn kamerleden het niet eens met de plannen van een minister of vinden ze dat het kabinet actie moet ondernemen. Ze kunnen dit de regering of kamer laten weten door het indienen van een
A
motie
B
enquete
C
interpellatie
D
amendement

Slide 11 - Quizvraag

Het Parlement
2. Controleren ministers

- Recht van motie: oproepen tot maatregelen of om tot een wetsvoorstel te komen (motie van treurnis, afkeuring en wantrouwen)
- Vragenrecht: schriftelijk + vragenuurtje
- Recht van interpellatie: een debat aan mogen vragen met een minister of staatssecretaris (min. 30 leden)
- Recht van enquête: onderzoek laten instellen

Slide 12 - Tekstslide

Het Parlement
Eerste kamer:
- vragenrecht, interpellatie en enquete (maar gebeurd veel minder vaak)
- alleen stemrecht (aannemen of afwijzen)

Kijkt vooral naar of er sprake is van behoorlijke wetgeving en dat er geen fouten van onduidelijkheden in de nieuwe wet staan.

Slide 13 - Tekstslide

Waarom kunnen mensen niet tegelijkertijd lid zijn van het kabinet en van het parlement? Leg je antwoord uit aan de hand van het begrip trias politica

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Video

1. Waarom heeft de rechter een streep gezet door de avondklok?
2. Wat heeft dit te maken met de trias politica?
3. Wat heeft dit te maken met de rechten van het kabinet en van de tweede kamer?
4. Wat heeft dit te maken met de begrippen legaliteit en legitimiteit?

Slide 16 - Open vraag

Moeten we jongeren laten stemmen
Stelling: we moeten jongeren stemrecht geven vanaf 16 jaar
Groepjes van 5 of 6

- Verzamel zo veel mogelijk argumenten voor je positie (voor of tegen)
- Schrijf samen een korte speech met argumenten van 2 minuten
- Daarna met groepje 3 minuten reactie tijd
- Tot slot 5 minuten open discussie

Gebruik voor je argumenten bijvoorbeeld het rapport Jong Geleerd Oud Gedaan

Slide 17 - Tekstslide