Noteer het voegwoord en de zinsstructuur
(kies uit hz+bz / bz+hz / hz+hz)
1. Vivian is blij met haar nieuwe puppy, want nu heeft ze altijd wat te doen.
2. Voordat ze kan ontbijten, laat ze eerst haar hondje uit.
3. Ze vond het wel erg spannend toen het hondje bij haar thuis werd gebracht.
4. Ze vertelt haar klasgenoten trots dat ze haar puppy heel veel aandacht geeft.
5. Ik heb geen idee wanneer de eindexamens beginnen.