'Jij bent mooi bruin,' zegt Paula. 'Bruin van de Spaanse zon!' Jos lacht. Hij zegt: 'En jij bent mooi rood!' Paula lacht ook. 'Ik ben rood van het fietsen', zegt ze.
Jos heeft twee grote tassen. Hij vraagt: 'Nemen we de bus?' 'Nee,' zegt Paula, 'we gaan met mijn fiets. Ik fiets. En jij zit achter op de fiets.'
'Nee,' zegt Jos, 'ik wil niet achter op de fiets.' Maar Paula luistert niet. Ze zit al op de fiets. 'Kom', zegt ze.