Steden en burgers Lage Landen

Steden en burgers in de Lage Landen


1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Steden en burgers in de Lage Landen


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

De tien tijdvakken

Slide 3 - Tekstslide

Periodisering
  1. Prehistorie
  2. Oudheid
  3. Middeleeuwen
  4. Vroegmoderne tijd (Nieuwe tijd)
  5. Moderne tijd (Nieuwste tijd)

Slide 4 - Tekstslide

De tien tijdvakken!

Slide 5 - Tekstslide

Les 1
De opkomst van steden

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Noem verschillen tussen de vroege en late middeleeuwen?

Slide 8 - Woordweb

Context: Steden en Burgers in de Lage Landen
1050- 1700
Leidende vragen:
1. Wat maakte de opkomst van de stedelijke burgerij in de Nederlandse gewesten mogelijk (1050 - 1302)? (par 1 en 2)
2. Welke invloed hadden sociaaleconomische en politieke ontwikkelingen op de positie van de stedelijke burgerij in de Nederlandse gewesten (1302 - 1602)? (par 2 en 3)
3. In hoeverre bepaalde de burgerij de ontwikkelingen in de Republiek in de Gouden Eeuw (1602 - 1700)? (par. 4)

Slide 9 - Tekstslide

tijd van steden en staten
13
13. De opkomst voor handel en ambacht die de basis legde voor de agrarisch-urbane samenleving
14
de opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van de steden

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 1:
1. Je kunt uitleggen welke veranderingen er in Europa in de late middeleeuwen waren.
2. Je kunt uitleggen hoe de lage landen één van de meest verstedelijkte gebieden van Europa werd.
3. Je weet hoe stedelingen zelfbestuur kopen en bevechten.
4. Je weet wat de netwerken binnen en tussen verzorgingsgebieden waren en kunt uitleggen hoe die zorgen voor de noodzakelijke toestroom van poorters.

Kenmerkende Aspecten:
13: De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving.
14: De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.

Slide 11 - Tekstslide

De Nederlanden in de tijd van Steden en Staten
  • Vanaf 925 n.Chr. Onderdeel van het Duitse Rijk:
    Vielen onder Duitse vorst/keizer >> gedecentraliseerde macht
  • 14e en 15e eeuw: verandering : meer eenheid in de Nederlanden:
    - Stedengroei sinds de 12e eeuw
    - Streven van hertogen om steeds meer van het land in handen te krijgen. 

Hoe heeft dit zich zo kunnen ontwikkelen? 

Slide 12 - Tekstslide

Veranderingen in Europa in de Late Middeleeuwen
1) Veranderingen in de landbouw:
- Beter klimaat (eind Vroege Middeleeuwen) >> hogere landbouwopbrengsten.
- Vernieuwingen in de landbouw:
Ontginningen, drooglegging van gebieden + verbetering van de landbouwwerktuigen + drieslagstelsel. 

>> GEVOLG: Bevolkingsgroei

Slide 13 - Tekstslide

Halsjuk
Keerploeg

Slide 14 - Tekstslide

Veranderingen in Europa in de Late Middeleeuwen
2) Opbloeiende handel gaat gepaard met groei van de nijverheid:
- Overschotten door hogere landbouwopbrengst >> zowel handel als specialisatie (ambacht) mogelijk. 
- Lokale en internationale handelscontacten: jaarmarkten werden steeds belangrijker. 
- Transport werd verbeterd (door groeiende handel) >> koggeschip.
- Toename van handel leidt tot toename nijverheid: bevolkingsgroei zorgt voor meer arbeiders + vraag >> groei nijverheid + groei handel (vicieuze cirkel). 

Slide 15 - Tekstslide

Veranderingen in Europa in de Late Middeleeuwen
3) Monetaire economie van grote omvang ontstaat weer:
- Betalen werd een groter probleem >> zilveren en gouden munten waren betaalmiddel (sterke wisseling in waarde) >> geldwisselaar ontstond.
- Wisselbrief uitgevonden >> tijdelijke vorm van krediet. Koopman ging met wisselbrief naar verschillende vestigingen van banken: kreeg zo geld.

Slide 16 - Tekstslide

Amsterdam in 1200
Amsterdam in 1700

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

4.1: De Hanze
- Gigantisch handelsnetwerk

- Verschillende steden maakten afspraken met elkaar over handel

- Leden van de Hanze hoefden geen tol te betalen in andere Hanzesteden

Slide 19 - Tekstslide

Hanze

Slide 20 - Tekstslide

Hanzeverbond
Als er over Hanze gesproken wordt bedoeld men meestal de Duitse Hanze
  • Opgericht in 1356
  • In het Duitse Lübeck
  • Veel Nederlandse steden aangesloten

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Aan het werk
Basisvragen (blz. 66): 1 t/m 8

Maak een oorzaak-gevolg keten over de veranderingen in Europa in de Late Middeleeuwen
W-opdrachten (blz. 50+): W1 en W2.

Slide 24 - Tekstslide

Maak een oorzaak-gevolg keten
Begin  bij Veranderingen landbouw, eindig bij geldeconomie

Slide 25 - Tekstslide

Oorzaak-gevolg keten
veranderingen landbouw > verhoging productie > verkopen overschot > markten > steden
> boeren overbodig > specialiseren > steden > nijverheid bloeit
> handel neemt toe > internationaal > grondstoffen buitenland importeren en producten exporteren > jaarmarkten
> monetaire economie ontstaat > munten en wisselbrieven betaalmiddelen

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

Slide 28 - Tekstslide

Waar hebben we dit verband eerder gezien in de geschiedenis?

Slide 29 - Open vraag

Wat zie ik op het schilderij over landbouw in de middeleeuwen?



Noteer in het schrift op welke informatie de "verluchtiging" geeft

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Stads- en marktrechten
Beverwijk

QUIZ

Slide 33 - Tekstslide

Van wie kreeg Beverwijk in 1276 het marktrecht?
A
Graaf Jan
B
Gerard van Velsen
C
keizerin Margaretha
D
graaf Floris

Slide 34 - Quizvraag

In welk jaar kreeg Beverwijk (voor de eerste keer) stadsrechten?
A
1276
B
1291
C
1298
D
1346

Slide 35 - Quizvraag

Welke straffen kreeg je volgens het stadsrecht als je een burger doodde? (op straat)
A
doodstraf en geldboete van 32 pond
B
geldboete van 32 pond
C
doodstraf en geldboete van 60 pond
D
geldboete van 42 of 84 pond

Slide 36 - Quizvraag

Welke gevolgen had het burgerschap van de stad Beverwijk voor een burger?
A
Hij of zij moest geld betalen
B
Hij of zij mocht 40 dagen blijven
C
Men was een vrije man of vrouw
D
Hij of zij moest geld betalen en was vrij

Slide 37 - Quizvraag

laatste vraag

Slide 38 - Tekstslide

Waarover gaat de 71e bepaling van de stadsrechten van Beverwijk?
A
Op het doden van een burger staat de doodstraf
B
Het recht om jaarlijks twee markten te houden van een week
C
Horigheid vervalt als men een burger van de stad wordt
D
Men had 40 dagen tijd om zich te vestigen in de stad

Slide 39 - Quizvraag