Stap 1. Bepaal wat de werkwoorden zijn--> tip= tijdproef!
Hoeveel persoonsvormen en dus ‘zinnen’? Zet haken!
Stap 2. In welke tijd moet de pv? tt of vt?
stap 3. Wat is het onderwerp? (ev/mv)
stap 4. Pas de juiste spellingsregel toe
--> ik-vorm (tt) of taxikofschip (vt)