Les comparaisons - de vergelijkingen

In het NL maak je de vergrotende trap door -er acher het bijv. nw te plakken. Hoe doe je het in het Frans?
A
Je zet "plus" voor het bijv. nw.
B
Je zet "plus"voor het zelfst. nw
C
Je zet "plus"achter het bijv. nw.
D
Je zet "plus" achter het zelfst. nw.
1 / 13
volgende
Slide 1: Quizvraag
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

In het NL maak je de vergrotende trap door -er acher het bijv. nw te plakken. Hoe doe je het in het Frans?
A
Je zet "plus" voor het bijv. nw.
B
Je zet "plus"voor het zelfst. nw
C
Je zet "plus"achter het bijv. nw.
D
Je zet "plus" achter het zelfst. nw.

Slide 1 - Quizvraag

Hoe vertaal je: minder mooi dan?
A
aussi beau que
B
beauer que
C
plus beau que
D
moins beau que

Slide 2 - Quizvraag

Hoe vertaal je: even groot als?
A
plus grand que
B
aussi grand que
C
grander que
D
moins grand que

Slide 3 - Quizvraag

Maintenant au travail
Laat mij zien dat je het in de praktijk dat ook goed kan.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe vertaal je... ?
Mijn huis is groter dan jouw huis
A
Ma maison est plus belle que ta maison
B
Ma maison est plus grande que ta maison
C
Ma maison est plus sympa que ta maison
D
Ma maison est plus petite que ta maison

Slide 5 - Quizvraag

Hoe vertaal je ... ?
Mijn hond is dikker dan mijn kat
A
Mon chien est plus gros que mon chat
B
Mon chien est plus grosse que mon chat
C
Mon chien est aussi grand que mon chat
D
Mon chien est moins gros que mon chat

Slide 6 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van het bijv. nw:
(groot) Ma soeur est plus .... que moi
A
grand
B
grands
C
grande
D
grandes

Slide 7 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van het bijv. nw:
(wit) Mes chaussures ne sont pas aussi .... qu'avant.
A
blanc
B
blancs
C
blanche
D
blanches

Slide 8 - Quizvraag

Jean / être / + grand / Marc

Slide 9 - Open vraag

Mes cheveux / être / = long / ses cheveux

Slide 10 - Open vraag

Elle / être / + beau / Louisa

Slide 11 - Open vraag

Ils / être / - sportif / les filles

Slide 12 - Open vraag

De laatste:
Ma mère / être / + vieux / mon père

Slide 13 - Open vraag