herhaling leesvaardigheid A2


Weektaak week 24 - A2


Herhaling leesvaardigheid
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


Weektaak week 24 - A2


Herhaling leesvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

belangrijke begrippen bij leesvaardigheid
  • verwijswoorden
  • hoofd- en bijzaken
  • signaalwoorden
  • zins- en alineaverbanden
  • verbindingsmanieren tussen         alinea's
  • onderwerp, deelonderwerp
  • hoofdgedachte
  • kernzin
  • opbouw tekst: inleiding, middenstuk, slot
  • opbouw alinea: kernzin +  voorbeeld/ toelichting
  • tekstdoel, tekstsoort, tekstvorm
  • manieren om een tekst in te leiden
  • manieren om een tekst af te sluiten
  • objectief, subjectief
  • mening, argument en tegenargument

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Noteerwijze
‘Naar verwachting wordt ruimtetoerisme in de toekomst steeds betaalbaarder en dus toegankelijker voor een groot publiek.’

Welk verband geeft het signaalwoord ‘dus’ hier aan? 
Noteer de delen van dit verband.

Uitspraak-conclusie
 
Uitspraak: Ruimtetoerisme wordt in de toekomst steeds betaalbaarder
Conclusie: Ruimtetoerisme wordt toegankelijker voor een groot publiek. 

Slide 4 - Tekstslide

Signaalwoorden en verbanden
De coronacrisis levert een verdeeld beeld op van de detailhandel in Nederland. Kledingwinkels zijn het hardst getroffen, zij verkochten 59 procent minder dan in dezelfde maand vorig jaar.
    Ook winkels die schoenen en lederwaren verkopen deden slechte zaken. Zij verkochten 45 procent minder dan in het jaar ervoor. In beide cijfers zijn de online verkopen meegenomen. (NOS, 29 mei 2020)
a. Welk verband heeft het woord 'ook' aan?

b. Noteer de delen van het verband.


c. Op welke manier zijn alinea 1 en 2 met elkaar verbonden?

Slide 5 - Tekstslide

Signaalwoorden en verbanden
De coronacrisis levert een verdeeld beeld op van de detailhandel in Nederland. Kledingwinkels zijn het hardst getroffen, zij verkochten 59 procent minder dan in dezelfde maand vorig jaar.
    Ook winkels die schoenen en lederwaren verkopen deden slechte zaken. Zij verkochten 45 procent minder dan in het jaar ervoor. In beide cijfers zijn de online verkopen meegenomen. (NOS, 29 mei 2020)
a. Welk verband heeft het woord 'ook' aan?
uitspraak-opsomming
b. Noteer de delen van het verband.


c. Op welke manier zijn alinea 1 en 2 met elkaar verbonden?

Slide 6 - Tekstslide

Signaalwoorden en verbanden
De coronacrisis levert een verdeeld beeld op van de detailhandel in Nederland. Kledingwinkels zijn het hardst getroffen, zij verkochten 59 procent minder dan in dezelfde maand vorig jaar.
    Ook winkels die schoenen en lederwaren verkopen deden slechte zaken. Zij verkochten 45 procent minder dan in het jaar ervoor. In beide cijfers zijn de online verkopen meegenomen. (NOS, 29 mei 2020)
a. Welk verband heeft het woord 'ook' aan?
uitspraak-opsomming
b. Noteer de delen van het verband.
uitspraak: Kledingwinkels zijn het hardst getroffen.
opsomming: Winkels die schoenen en lederwaren verkopen deden slechte zaken.

c. Op welke manier zijn alinea 1 en 2 met elkaar verbonden?

Slide 7 - Tekstslide

Signaalwoorden en verbanden
De coronacrisis levert een verdeeld beeld op van de detailhandel in Nederland. Kledingwinkels zijn het hardst getroffen, zij verkochten 59 procent minder dan in dezelfde maand vorig jaar.
Ook winkels die schoenen en lederwaren verkopen deden slechte zaken. Zij verkochten 45 procent minder dan in het jaar ervoor. In beide cijfers zijn de online verkopen meegenomen. (NOS, 29 mei 2020)
a. Welk verband heeft het woord 'ook' aan? uitspraak-opsomming
b. Noteer de delen van het verband.
uitspraak: Kledingwinkels zijn het hardst getroffen.
opsomming: Winkels die schoenen en lederwaren verkopen deden slechte zaken.
c. Op welke manier zijn alinea 1 en 2 met elkaar verbonden?
Door middel van een signaalwoord.

Slide 8 - Tekstslide

Signaalwoorden en verbanden
Veel middelbare scholieren in Nederland gaan vanaf dinsdag 2 juni weer één dag per week naar school. Maar op het Vechtdal College in Hardenberg gingen ze pas op woensdag 3 juni, omdat ze een dag langer pinksterweekend hadden. 

a. Welke signaalwoorden zie je hier?

b. Welke verbanden hoort daar bij?

c. Noteer de delen van het verband.


Slide 9 - Tekstslide

Signaalwoorden en verbanden
Veel middelbare scholieren in Nederland gaan vanaf dinsdag 2 juni weer één dag per week naar school. Maar op het Vechtdal College in Hardenberg gingen ze pas op woensdag 3 juni, omdat ze een dag langer pinksterweekend hadden. 
a. Welke signaalwoorden zie je hier?
     Maar - omdat
b. Welke verbanden hoort daar bij?
c. Noteer de delen van het verband.


Slide 10 - Tekstslide

Signaalwoorden en verbanden
Veel middelbare scholieren in Nederland gaan vanaf dinsdag 2 juni weer één dag per week naar school. Maar op het Vechtdal College in Hardenberg gingen ze pas op woensdag 3 juni, omdat ze een dag langer pinksterweekend hadden. 
a. Welke signaalwoorden zie je hier?
     Maar - omdat
b. Welke verbanden hoort daar bij?
     1. Maar -> uitspraak - tegenstelling 
     2. omdat -> uitspraak - reden
c. Noteer de delen van het verband.


Slide 11 - Tekstslide

Signaalwoorden en verbanden
Veel middelbare scholieren in Nederland gaan vanaf dinsdag 2 juni weer één dag per week naar school. Maar op het Vechtdal College in Hardenberg gingen ze pas op woensdag 3 juni, omdat ze een dag langer pinksterweekend hadden. 
a. Welke signaalwoorden zie je hier?
     Maar - omdat
b. Welke verbanden hoort daar bij?
     Maar -> uitspraak - tegenstelling 
     omdat -> uitspraak - reden
c. Noteer de delen van het verband.
     1. uitspraak = Veel middelbare ... naar school / tegenstelling = op het Vechtdal ... 3 juni
     2. uitspraak = op het Vechtdal ... 3 juni / reden =  ze hadden een dag langer pinksterweekend

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 1
Lees de tekst 'Topsporter is per definitie slim' grondig. Klik op de link hieronder:
Maak daarna de vragen op de volgende slides.

Slide 13 - Tekstslide

1. Welke manier gebruikt de schrijver om de tekst in te leiden?

Slide 14 - Open vraag

2. Schrijf op waarnaar de volgende woorden verwijzen. Noteer ook de regelnummers.

a) Dat (r. 17) / b) Dat (r. 37) / c) Die (r.43) / d) Dat (r.62)

Slide 15 - Open vraag

3. In de inleiding staat een signaalwoord voor het verband uitspraak-reden. a) Schrijf dat signaalwoord op.
b) Schrijf de uitspraak op.
c) Schrijf de reden op.

Slide 16 - Open vraag

4. a) Past het tussenkopje 'Sportprestaties' goed bij de belangrijkste inhoud van alinea 3? Leg je antwoord uit.
b) Bedenk een ander passend tussenkopje voor alinea 3.

Slide 17 - Open vraag

5. In regel 41 staat het signaalwoord 'omdat'.
a Welk verband geeft dit signaalwoord aan?
b Schrijf de delen van dit verband volledig op.

Slide 18 - Open vraag

6. a) Op welke manier zijn de derde en vierde alinea met
elkaar verbonden?
b) Noteer het woord / de woorden waaraan je die manier
herkent.

Slide 19 - Open vraag

7. Schrijf de hoofdzaak/hoofdzaken van alinea 4 op.

Slide 20 - Open vraag

8. Schrijf het juiste antwoord op. In deze tekst:
A
brengt de schrijver zijn eigen mening naar voren.
B
geeft de schrijver een of meer meningen van anderen.
C
beschrijft de schrijver een of meer meningen van anderen en voegt daar zijn eigen mening aan toe.

Slide 21 - Quizvraag

9. a) Is de tekst objectief of subjectief?
b) Leg je antwoord uit.

Slide 22 - Open vraag

Opdracht 2, 3 en 4
Hoe herken je signaalwoorden?
Hoe noteer je de delen van het verband ?
Op welke manier alinea's zijn met elkaar verbonden?

Slide 23 - Tekstslide

We mogen over anderhalve week weer op vakantie naar twaalf landen, zei premier Rutte vorige week op een persconferentie. Maar is je reisverzekering dan wel geldig?

a. Welke signaalwoord zie je hier?
b. Welk verband hoort daar bij?
c. Noteer de delen van het verband.

Slide 24 - Open vraag

De gemeente Amsterdam loopt vanwege de coronacrisis veel inkomsten mis. Zo komt er veel minder geld binnen uit de toerisme- en parkeerbelasting.

a. Welke signaalwoorden zie je hier?
b. Welke verschillende verbanden horen daarbij?
c. Noteer de delen van de verbanden van vraag b.

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide

Noteerwijze
‘Naar verwachting wordt ruimtetoerisme in de toekomst steeds betaalbaarder en dus toegankelijker voor een groot publiek.’

Welk verband geeft het signaalwoord ‘dus’ hier aan? 
Noteer de delen van dit verband.

Uitspraak-conclusie
 
Uitspraak: Ruimtetoerisme wordt in de toekomst steeds betaalbaarder
Conclusie: Ruimtetoerisme wordt toegankelijker voor een groot publiek. 

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 3
Lees de tekst 'Een jaar blijven zitten helpt je verder' grondig. Klik op de link hieronder:
Maak daarna de vragen op de volgende slides.

Slide 28 - Tekstslide

In de inleiding staat een tegenstelling.

a. Noteer het signaalwoord.
b. Noteer het verband.
c. Noteer de delen van het verband.

Slide 29 - Open vraag

Op welke twee manieren zijn de tweede en derde alinea met elkaar verbonden?
A
Een signaalwoord of een signaalwoordgroep
B
Een herhaling van een woord of woordgroep
C
Een overgangszin met een verwijzend woord
D
Een aankondigende zin

Slide 30 - Quizvraag

Noteer de hoofdzaak van alinea 4.

Slide 31 - Open vraag

In alinea 4 staat een signaalwoord voor het verband uitspraak-reden.
a. Noteer het signaalwoord.
b. Noteer de delen van het verband.

Slide 32 - Open vraag

Het tussenkopje 'Anders leren' past niet bij de inhoud van de alinea eronder.

a. Schrijf het deelonderwerp van deze alinea op.
b. Bedenk een passend tussenkopje.

Slide 33 - Open vraag

Uitspraak: "Leerlingen mogen best wat vaker blijven zitten."

a. Voor welke leerling(en) geldt deze uitspraak?
b. Schrijf de reden(en) bij deze uitspraak op.

Slide 34 - Open vraag

Wat is het tekstdoel van deze tekst?
A
de lezer informeren
B
de lezer amuseren
C
de lezer een mening laten vormen
D
de lezer laten nadenken over het onderwerp

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de tekstvorm van deze tekst?
A
ingezonden brief
B
artikel in krant of tijdschrift
C
column
D
gedicht

Slide 36 - Quizvraag

Deze tekst is...
A
subjectief
B
objectief

Slide 37 - Quizvraag

Opdracht 4
Blijven zitten in coronatijd
Klik op de link: Lees dit nieuwsbericht

Slide 38 - Tekstslide

Alinea 1 + 2: "Een meerderheid van de middelbare scholen hanteert andere overgangsnormen vanwege de coronacrisis, schrijft de Volkskrant na een enquête onder 149 scholen. Bijna vier op de tien scholen (38 procent) hebben zittenblijven dit jaar afgeschaft. 15 procent laat de keus bij ouders en leerlingen.

De krant schreef alle middelbare scholen in Nederland aan. De 149 scholen die reageerden, zijn samen goed voor 20 procent van de leerlingen."

Op welke manier zijn alinea 1 en 2 hier met elkaar verbonden?
A
Een signaalwoord of een signaalwoordgroep
B
Een herhaling van een woord of woordgroep
C
Een overgangszin met een verwijzend woord
D
Een aankondigende zin

Slide 39 - Quizvraag

Alinea 3: "Normaal gesproken zijn de rapportcijfers leidend voor het advies over zittenblijven of overgaan. Omdat veel leerlingen door onderwijs op afstand al weken geen officiële cijfers meer krijgen, gebruiken veel scholen andere overgangsnormen."
a. Welk signaalwoord staat in alinea 3?
b. Welk verband hoort daarbij?
c. Noteer de delen van het verband.

Slide 40 - Open vraag

Alinea 4: "Middelbare scholen sloten op 16 maart hun deuren en gaan volgende week dinsdag (2 juni) weer open. Scholen gaven digitaal les. Maar volgens de krant kunnen niet alle leerlingen die lessen goed volgen, omdat zij geen prettige werkplek hebben of omdat zij stress hebben door zieke of ontslagen familieleden."
a. Welk signaalwoord voor uitspraak-tegenstelling staat in alinea 4?
b. Noteer de delen van het verband.

Slide 41 - Open vraag

Heb je nog vragen? Mail me dan of kom naar de komende vragenuurtjes!

Slide 42 - Tekstslide