Aan het eind van de les weet je hoe je kunt variëren met woorden en zinnen.
Slide 3 - Tekstslide
Formuleren:
Variatie in woordgebruik
Slide 4 - Tekstslide
Wat valt je op?
Elk jaar gaan we op vakantie. Die vakantie brengen we vaak door in Spanje. Vakanties met vrienden vind ik nog leuker dan vakanties met familie.
Slide 5 - Tekstslide
Wat valt je op?
Elk jaar gaan we opvakantie. Vaak brengen we die door in Spanje / Vaak reizen we naar Spanje. Weggaan / Een trip met vrienden vind ik nog leuker dan met (-) familie.
Slide 6 - Tekstslide
Voorkom herhalingen!
gebruik synoniemen
inspiratie? www.synoniemen.net
gebruik verwijswoorden (die, zij, daar)
laat het woord gewoon weg
Slide 7 - Tekstslide
Schrijf zo veel mogelijk synoniemen op van de volgende woorden!
denken
weg
timer
1:00
Slide 8 - Tekstslide
Formuleren:
Variatie in zinsgebruik
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Wat valt je op?
Onze hond heet Gio. Hij is tien jaar en komt uit Rotterdam. Hij kwam bij ons in huis. De oude eigenaren konden niet meer voor hem zorgen. Hij houdt enorm van spelletjes en rennen in het bos. Je begrijpt het. We zijn dol op hem.
Slide 11 - Tekstslide
Hoe kun je variëren?
(...) Toen hij bij ons in huis kwam, was hij.....
(...) Spelletjes en rennen in het bos vindt hij geweldig.
(...) Begrijp je dat we dol op hem zijn?
Slide 12 - Tekstslide
Kies voor APO, naast OPA!
OPA: onderwerp, persoonsvorm, ander zinsdeel
APO: ander zinsdeel, persoonsvorm, onderwerp
Gebruik ook geb. wijs (PA, geen onderwerp) of POA (vraag)
Slide 13 - Tekstslide
Varieer de volgorde van deze zin:
In dat Italiaanse restaurant bestel ik bij de ober graag carpaccio als voorgerecht.
timer
1:00
Slide 14 - Tekstslide
Aan de slag
Opdracht 1 en 2 en 3 blz. 238
Opdracht 4 blz. 239
Slide 15 - Tekstslide
Leerdoel gehaald?
Aan het eind van de les weet je hoe je kunt variëren met woorden en zinnen.