Formuleren Start module + theorie §2 en §3 variatie in woordgebruik en zinsopbouw

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* uitleg module formuleren en schrijfdossier
* theorie en oefeningen formuleren


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* wat de module formuleren en schrijfvaardigheid inhoudt.
* mijn teksten aantrekkelijker maken door te variëren in woord- en zinsgebruik.

timer
10:00
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* uitleg module formuleren en schrijfdossier
* theorie en oefeningen formuleren


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* wat de module formuleren en schrijfvaardigheid inhoudt.
* mijn teksten aantrekkelijker maken door te variëren in woord- en zinsgebruik.

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Module formuleren en schrijven
  • Bestaat uit theorie en schrijfopdrachten.
  • Schrijfopdrachten worden in een schrijfdossier verzameld. 
  • Afsluiting met een toets en het inleveren van het schrijfdossier. Voor beide krijg je een cijfer dat 1x meetelt.
  • Atheneum: je kan een extra schrijfopdracht vragen, zodat je een cijfer op atheneumniveau krijgt.
  • Lesstof vorig jaar: herhaling online omgeving Nieuw Nederlands (formuleren par. 1)

Slide 2 - Tekstslide

Planning
vr 31-05 opdr. 1 schrijfdossier af
vr 07-06 opdr. 2 schrijfdossier af
vr 14-06 opdr. 3 schrijfdossier af
di 18-06 opdr. 4 schrijfdossier af
vr 21-06 opdr. 5 schrijfdossier af
ma 24-06 Inleveren schrijfdossier
ma 01-07 So formuleren par. 2 t/m 7

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog van vorig jaar?
Pak je schrift en een pen.

Slide 4 - Tekstslide

Schrijf groot op in je schrift.
Welke beweringen zijn waar?
A. Je kunt twee mededelingen samenvoegen met een voegwoord.
B. De signaalwoorden maar, toch en echter horen bij een opsommend tekstverband.
C. Voor onzijdige woorden gebruik je de verwijswoorden dit en dat.
D. In het meervoud verwijs je met de verwijswoorden: hij, hem, zijn, dit, dat.
E. Je gebruikt het verwijswoord hen na een voorzetsel.

timer
1:30

Slide 5 - Tekstslide

Antwoorden
A. Je kunt twee mededelingen samenvoegen met een voegwoord.
C. Voor onzijdige woorden gebruik je de verwijswoorden dit en dat.
E. Je gebruikt het verwijswoord hen na een voorzetsel.

Slide 6 - Tekstslide

Vul het juiste verwijswoord in. Kies uit: deze, die, dit of dat. 
  1. Helaas is het voorstel […] we hebben gedaan, door de onderhandelaars afgewezen.
  2. Aan het radiocommentaar […] de verslaggever gaf, merkte je dat Twente slecht speelde.
  3. Onze fokstier gaat morgen naar de keuring en we hopen dat […] positief uitvalt.
  4. De chocola […] op tafel lag, was na het bezoek van ons buurmeisje ineens weg!

Slide 7 - Tekstslide

Antwoorden
Helaas is het voorstel DAT we hebben gedaan, door de onderhandelaars afgewezen.
Aan het radiocommentaar DAT de verslaggever gaf, merkte je dat Twente slecht speelde.
Onze fokstier gaat morgen naar de keuring en we hopen dat DEZE/DIE positief uitvalt.
De chocola DIE op tafel lag, was na het bezoek van ons buurmeisje ineens weg!

Slide 8 - Tekstslide

Formuleren


Variatie in woordgebruik

Slide 9 - Tekstslide

Wat valt je op?
Elk jaar gaan we op vakantie. Die vakantie brengen we vaak door in Spanje. Vakanties met vrienden vind ik nog leuker dan vakanties met familie. 

Slide 10 - Tekstslide

Elk jaar gaan we op vakantie. Vaak brengen we die door in Spanje / Vaak reizen we naar Spanje. Weggaan / Een trip met vrienden vind ik nog leuker dan met (-) familie. 

Slide 11 - Tekstslide

Schrijf zo veel mogelijk synoniemen op van de volgende woorden!

  • denken
  • weg
timer
1:00

Slide 12 - Tekstslide

Formuleren: 

Variatie in zinsgebruik

Slide 13 - Tekstslide

Wat valt je op? Hoe kun je variëren?
Onze vogel heet Speedy. Hij is drie jaar en komt uit Sneek. Hij kwam bij ons in huis. De oude eigenaren konden niet meer voor hem zorgen. Hij houdt enorm van zijn skatebord en knuffelen op de bank. Je begrijpt het. We zijn dol op hem. 
timer
2:00

Slide 14 - Tekstslide

Hoe kun je variëren?
  • (...) Toen hij bij ons in huis kwam, was hij.....
  • (...) Zijn skatebord en knuffelen op de bank vindt hij geweldig. 
  • (...) Begrijp je dat we dol op hem zijn?

Slide 15 - Tekstslide

Varieer de volgorde van deze zin:
Ik bestel in dat Italiaanse restaurant bij de ober graag carpaccio als voorgerecht. (OPA)
timer
1:00

Slide 16 - Tekstslide