Woordenschat H6 en herhaling H5

Woordenschat H6
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat H6

Slide 1 - Tekstslide

DOEL

Woordraadstrategieën gebruiken om achter de betekenis van onbekende woorden te komen.

- synoniemen

- omschrijving

- voorbeeld

- tegenstelling

- bekend woorddeel


Slide 2 - Tekstslide

Herhaling H5 woordenschat
  • Overdrijving: iets groter, mooier, erger of beter maken om de nadruk te leggen op iets. 
  • Ironie: op een spottende manier iets zeggen om te laten weten dat het niet series is bedoeld. 
Voorbeelden: 
Overdrijving: De toetsweek duurt eindeloos
Ironie: Handig hoor, dat je blijft praten terwijl de docent al heeft gevraagd om stilte. 

Slide 3 - Tekstslide

Is in de zin sprake van overdrijving of ironie?
"Mijn nieuwe vriendje is zo schattig dat ik hem wel kan opeten."

A
Overdrijving
B
Ironie

Slide 4 - Quizvraag

Is in de zin sprake van overdrijving of ironie?
"Toen Mariëlle hoorde dat ze met vriendinnen op vakantie mocht, kon je haar duizend kilometer verderop horen gillen van blijdschap."

A
Overdrijving
B
Ironie

Slide 5 - Quizvraag

Is in de zin sprake van overdrijving of ironie?

'Dit is fijn', zei de kroegbaas, toen de biervaten allemaal leeg bleken te zijn, terwijl de bar vol zat met dorstige klanten.
A
Overdrijving
B
Ironie

Slide 6 - Quizvraag

H6 woordenschat

Alle strategieën die je het afgelopen jaar hebt geleerd om woordbetekenissen of figuurlijk taalgebruik te begrijpen.
  • Woordraadstrategieën: synoniemen, omschrijvingen, voorbeelden, tegenstellingen, voorvoegsels (De Brug + H1 woordenschat). 
  • Figuurlijk taalgebruik: uitdrukkingen (H3 woordenschat)
  • Homoniemen: woorden met 2 of meer betekenissen (H4 woordenschat)
  • Overdrijving/ironie (H5 woordenschat) 

Slide 7 - Tekstslide

Theorie woordraadstrategieën

Slide 8 - Tekstslide

SYNONIEM


 Synoniemen zijn twee of meer verschillende woorden met (ongeveer) dezelfde betekenis.


Soms staat er een synoniem van een onbekend woord in de tekst, je kunt de betekenis van het onbekend woord dan raden.

Slide 9 - Tekstslide

Synoniemen zoeken

Twee verschillende woorden die precies hetzelfde betekenen.


patat - friet

Slide 10 - Tekstslide

Kies het juiste synoniem voor

bedreigend
A
gewoon
B
grimmig
C
tenslotte
D
bijstaan

Slide 11 - Quizvraag

Klaas heeft exact hetzelfde boek.

Synoniem voor exact:
A
absoluut
B
precies
C
anders
D
jeans

Slide 12 - Quizvraag

Ik loop de route in circa een uur.

Synoniem voor circa:
A
precies
B
snel
C
ongeveer
D
kilometers

Slide 13 - Quizvraag

Omschrijving zoeken

Een omschrijving is een woord of zijn woorden waarmee verteld wordt wat iets is.


Wanneer er in een tekst een omschrijving van een onbekend woord staat, kan de betekenis hieruit afgeleid worden.



Slide 14 - Tekstslide

OMSCHRIJVING - voorbeelden


journalist - iemand die informatie verzamelt en openbaar maakt op internet, tv of krant


actualiteit - alles wat op dit moment belangrijk is

Slide 15 - Tekstslide

Zorgeloos

Geef een omschrijving

A
met heel veel zorgen
B
met zorgen
C
zorgelijk
D
zonder zorgen

Slide 16 - Quizvraag

Voorbeelden zoeken

Voorbeelden worden in teksten soms gebruikt om onbekende woorden uit te leggen. Je weet dan meteen wat de schrijver bedoelt.


Voorbeelden kunnen voor of na de onbekende woorden worden gebruikt.



Slide 17 - Tekstslide

Tegenstellingen zoeken

Tegenstellingen zijn woorden die elkaars tegengestelde zijn. Soms kun je de betekenis van een onbekend woord raden, omdat de tegenstelling van dat woord in de tekst staat.


Woorden als maar, echter, toch en daarentegen geven aan dat er een tegenstelling wordt genoemd.


Slide 18 - Tekstslide

TEGENSTELLING - voorbeeld


goedkoop - duur

begrijpelijk - onbegrijpelijk

koud - warm

bang - dapper



Slide 19 - Tekstslide

Het figuur is asymmetrisch.
Tegenovergestelde van asymmetrisch:
A
rond
B
aan beide kanten gelijk
C
aan beide kanten ongelijk
D
vierkant

Slide 20 - Quizvraag

Mijn haar zit aan beide kanten gelijk.
Tegenovergestelde voor aan beide kanten gelijk:
A
verkeert in goede staat
B
asymmetrisch
C
eindeloos
D
naar eigen zeggen

Slide 21 - Quizvraag

De brug is er slecht aan toe.
Tegenovergestelde voor is er slecht aan toe:
A
verkeert in goede staat
B
asymmetrisch
C
eindeloos
D
naar eigen zeggen

Slide 22 - Quizvraag

BEKEND WOORDDEEL - voorbeeld


- samenstellingen: doktersassistente / groentesoep


- woorden met voorvoegsel: ongezond / herkansing


- woorden met achtervoegsel: hopeloos /hoopvol


Slide 23 - Tekstslide

Waardeloos

Geef een omschrijving

A
met heel veel waarde
B
zonder waarde
C
waarderen
D
iets waard zijn

Slide 24 - Quizvraag

Dagelijks

Geef een omschrijving

A
op meerdere dagen
B
op de meeste dagen
C
elke dag
D
in de ochtend

Slide 25 - Quizvraag

Aan het werk
Maak nu de startopdrachtt (blz. 156)
Opdracht 1 (blz. 156)
Opdracht 2 (blz. 157)

Slide 26 - Tekstslide